haven aan het oostlijk gedeelte, daar hij hout,'
water en visch vondr.
In het jaar 1699 wierd de beroemde Sterrekun-
dige Doélor epmund hales aangefteld tot bevelhebber
over zijner Majedeit Pink - fchip de Pa-
ratnour op eenen togt tot verbetering van de kennis
der lengte en van de afwijking van de kompas
naald en tot ontdekking van de onbekende
landen, welke men onderdelde in het zuidlijk gedeelte
van den Atlantifchen Oceaan te liggen.
Op deeze reis bepaalde hij de lengte van verfchei*
den plaatfen; hij (lelde, na zijne terugkomst, zijne
kaart van de afwijking op en Helde eene wijze
voor om de lengte op zee te vinden door middel
van de aannaderingen en de verduideringen van de
vaste fierren. Hij vervulde de twee eerde punten
van zijnen lastbrief zeer wel, maar hij ontdekte
geen onbekend Zuid land.
In het jaar i/ a i rusteden de Nederlanders drie
fchepen uit om ontdekkingen inden ZuiderStillen
Oceaan te doen, onder bevel van den Admiraal
ro g gev een. Op den een en twintigden
Augustus verliet hij Texel en, om Kaap Hoorn
in dien Oceaan koomende, ontdekte hij het
Paasch - Eiland, waarfchijnlijk reeds te vooren
door da v i s gezien, fchoon niet bezogt ( * ) ;
ver-
( * ) Zie wafer, Befchrijving van de Land-engte van
Vanen.
vetyolgens ontmoette hij, tusfchen 140 4 1 en J5°
4 / Zuider Breedte en tusfchen 14?0 en 150° Wes-
ter Lengte, verfcheiden andere eilanden, die
ik voor enige van die houde, welke door laatde
Engelfche zee-vaarers gezien zijn. Vervolgens
ontdekte,hij twee eilanden op de Zuider Breedte
van 15L0 en op 170° Wester Lengte, welke hij
Bouwmans - Eilanden, en laatstlijk Enkel-Eiland,
op de Zuider Breedte van 130 4 1 ' en op de
Wester Lengte van 1710 30', noemde. Deeze
drie eilanden zijn ongetwijfeld dezelfde, welke
DE b o u g a i n v i l l e de Zee-vaarers Eilanden
noemt.
In het jaar 1738 zond de Franfche Oost-Indi-
fche Maatfchappij l o z i e r b o u v e t met twee
fchepen, de Arend en de Maria, uit, om ontdekkingen
in den Zuider Atlantifchen Oceaan te doen.
Hij zeilde den negentienden July van d a t j^ u i t
de haven van Oriënt, deed het eiland ot. Latna-
rina aan en nam van daar zijne koers naar het
Zuid-Oosten.
Op den eerden January 1739 ontdekte hij land,
of dat hij voor land aanzag, op de Zuider Breedte
van 54 en op de Ooster Lengte van 11 graaden.
Uit den loop van dit verhaal zal blijken dat wi|
verfcheiden poogingen hebben aangewend om dit
land te vinden, maar zonder vrugt. Het is dus
ook zeer waarfchijnlijk dat hetgeen b o u v e t zag
niet anders geweest is dan een groot ijs-eiland.
1 7 " Van