
 
		grond  vind;  want  wij  hadden  geen  grond  
 met  eene  lijn  van  twee  honderd  en  tien vademen,  
 vijf  en  twintig  mijlen  ten  Westen  van  de Tafel-  
 B a a i,  ook  niet  op  den  afftand van  vijf en  dertig  
 en  vier en  zestig mijlen.  Ik peilde  deeze drie  reizen  
 om  eene  b?r.k  te vinden,  ftie  men mij  gezegd  
 had  dat  ten  Westen  van  de Kaap  ligt,  maar hoe  
 verre kon  ik  niet te  weeten  koomen. 
 Mij  was  voor  mijn  vertrek  uit  Engeland  door  
 fommige,  die  genoeg  met  de  vaart  tusfchen Engeland  
 en de Kaap de Goede Hoop  bekend waren,  
 gezegd dat  ik  in  een  verkeerd  jaargetijde vertrok  
 en dat ik omtrent  en  onder  de  linie veel ftilten  zoude  
 hebben.  Dit  mag  misfchien  in  fommige jaaren  
 zoo  zijn;  maar  het  is  niet  algemeen  waar;  wij  
 hadden  integendeel  naauwlijks  enige  ftilten,  maar  
 een  ftijven  Z.  W.  wind  op  diezelfde  breedten,  1  
 daar men  die  ftilten  verwagt,  Wij.  ontmoeteden  
 ook  geene  van  die  orkaanen,  van  welke  andere  
 reizigers  zoo  veel  geiprooken  hebben.  Hetgeen  
 zij  egter gezegd  hebben  van  den  ftroom ,   die  naar  
 de  kust  van  Guinea  loopt,  als  men  die  kust nadert, 
   is  waar;  want  van  toen  wij  St.  Jago  verlieten  
 tot  dat  wij  op  de Noorder Breedte van  i®|  
 gekoomen waren,  dat elf dagen was,  wierden wij  
 door den  ftroom  g°  lengte  oostlijker  gevoerd  dan  
 onze rekening.  Wij vonden  aan  den  anderen  kant,  
 pa dat wij  de  linie  gepasfeerd  waren  en den Z.  O.  
 pasfaatgekregen hadden,  altoos-bij  waarneeming, 
 '  ■  dat 
 dat  het  fchip  de  rekening  vooruit  liep,  hetgeen  
 ons  voorkwam  aan  eenen  ftroom  te moeten worden  
 toegefchreven,  die  tusfchen  het  Z.  en  W.  
 liep.  Maar  over  het  geheel  fcheenen  de  ftroo-  
 men  in deezen  loop  elkanderen opteweegen;  want  
 bij  onze  aankomst  aan  de  Kaap  was  het  verfchil  
 van  de  lengte,  volgens  eene  bloote  berekening,  
 van  ons  vertrek  uit  Engeland  af gehouden,  zonder  
 dat  die  eensJ verbeterd  was  geweest,  Hechts  
 drie  vierden  van  een  graad  minder  dan  die  bij  
 waarneeming, 
 Den  negen  en  twintigften,  ten  twee  uuren  na  
 den  middag,  kreegen  wij  het  land  van  dq Kaap  
 de  Goede  Hoop  in  het  gezigt.  De  Tafel-Berg,  
 die over  de Kaap-flad  ligt,  was  O.  Z.  O.  twaalf  
 of  veertien  mijlen  van  ons;  Hij  was  voor  een  
 groot  deel  met  wolken  bedekt,  anders  zouden  
 Mj  dien,  door  zijne hoogte,  van  eenen veel  groo-  
 teren afftand gezien  hebben.  Wij  haalden  nu alle  
 zeilen  bij,  -die  wij  konden,  denkende  nog  voor  
 den  donker  in  de  baai  te  zullen  koomen; ^ maar  
 toen wij zagen dat dit niet mogelijk was , minderden  
 wij  zeil  en  hielden  den  nacht door af en  aan.  Tus*  
 fchen  agt  en  negen uuren wierd  de  zee,  zoo verre  
 ons gezigt  reiken  kon,  in  eens,  als  het ware,  ver-!  
 licht,  of,  zoo  als  de  zeerheden  zeggen  geheel  iq  
 vuur,  Deeze  vertooning van  de  zee  is tot eenen ze-/  
 keren  graad  zeer gemeen,  maar de  oorzaak  is niet.  
 IQQ algemeen bekend, De Heer  en Dqq=