
 
		boom -  bladeren,  die  ’er  in  gevallen  waren,  eene  
 bruine  kleur  aangenoomen.  Van  vjsfchen  vond  hij  
 *er ilechts  eene  eenige  foort  in,  naaf  Forellen  gelijkende  
 ( E f b x )  die  geene  fchubben hadden.  Zij waren  
 bruin  en met  geelachtige  vlekken gefpikkeld,  die  
 ’ er  als  oude  Oosterfche letteren  uitzagen.  Het  gant-  
 fche  meir  was  van  een  dik  bosch  omringd,  dat  uit  
 de  grootfte  boomen  beffond  en  de  bergen  rondom  
 Haken  in  verfchillende  gedaanten  uit.  Alles-  was  
 woest  enflil;  nergens  hoorde  men  geluid;  zelfs  da  
 "vogelen,  die  hier  te  land  gemeen waren,  lieten  zig  
 niet  hooren ,  want  het  was  op  deeze  hoogte  zeef  
 koud;  daar bloeide  geene  plant.  In  kort de  geheele  
 Hreek  was  goed  voor  ernffige  droefgeeftigheid  en  
 zeer  gefchikt  om  kluizenaars  belpiegelingen  te  verwekken* 
 B la d z .  ia8  ( i j ) .   Op  de  kruin  van  den  berg,  
 dien  zij befteegen, hadden  zij allerhande kleine  ftruï-  
 ken  en  Alpifche  kruiden  gevonden,  die  anders  nergens  
 te  vinden  waren.  Wat  laager  Honden  booge?  
 bosfchen;  nog  laager  vonden  zij  eene plaats,  waarop  
 de  boomen  alle  dor  en  geltorven  waren  en dan  
 kwam  ’er  een  groen  bosch,  dat  hooger  en fchooner  
 'wierd,  naar maate  zij  laager  kwamen.  Het  opklimmen  
 was  wegens  de  door  elkanderen.  geHrengelde  
 Hruiken en  doornen  moeijelijk;  maar  het  afklimmen  
 wegens  de  afgronden ,  gevaarlijk;  want  zij  moeiten  
 •meeflendeels  langs  dezelve  af  en  zig  aan  boomen  en  
 Hruiken  zoeken  vast  te houden.  Op  eene  tamelijke  
 -hoogte  den  berg op vonden  zij drie  of vier boomen ,  
 die  hun voorkwamen  Palmboomen  te  zijn;  van  dee-  
 :ze  velden  zij  eenen  en  aten  de  middenfte  fprurt  tot 
 verfrisfching.  Doch  deeze  boomen behoorden egtet 
 niet 
 niet  tot  den  regten  Kool - palm,  ja  zelfs  over het  algemeen  
 niet  tot  de  Palmboomen,  want  die  groeijen  
 Hechts onder  zagter  hemels-Hréeken,  maar het  was  
 eigenlijk  eene  nieuwe  foort  van  Draabenboom  met  
 breede  bladeren  {D r a c a e n a   a u j i r a l i s y ,   gelijk  wij  
 daarna  nog  meerdere  in  deeze  baai  aantroffen,  en  
 welker  midden»fcheut,  zoo  lang  zij  zagt  is,  omtrent  
 als  eene  amandel- pit,  maar  egter wat koolachtig  
 fmaakt. 
 B la d z .  13a  ( 14 ).  ,Wij  vonden  geduurende  ons  
 verblijf in  deeze  bogt  verfcheiden  nieuwe  vogelen en  
 visfchen,  gelijk  ook  enige  Europifche  foorten  van  
 visfchen,  als  Bastaard-Makreelen  of  Marsbankers  
 (S c om b e r   tr a c h u r u s )   de  gevlakte  of  bonte  Haai  
 ( S qu alu s   ca n icu la   ')  en  de  gladde Haai  ( S g u a lu s  mti-  
 f i e lu s } . 
 «$"  -j* 
 *   * 
 ❖ 
 S  5 A AN