tor solander hadden mi j . overtuigd dat het
door water -infekten veroorzaakt wierd; doch de
Heer fors ter fcheep djt gevoelen niet toegedaan
te zijn. Ik liet dan enige putfèn water langs
het fchip fcheppen, dat wij vol van eene ontel-
baare menigte kleine bol * ronde jnfekten vonden
omtrent van de grootte yan eenegemeene fpeldeu-
knop en geheel doorfchijnende. Daar was geep
twijfel of zij waren leevende dieren, als zij in hun
jeigen element waren, alfchpon wij geen leven in
hun befpeuren konden. De Heer f q r s t e r ,
wiens zaak het is dingen yan deezen aart naauw-
keuriger te befchrijven, was nu wel overtuigd
yan de oorzaak van deeze zee-verlichting ( n } .
Eindelijk kwam de dageraat en bragt ons fraai
weder; de Tafel-Baai ingezeild zijnde, in ge-
zelfchap van de Avontuur, kwamen wij in vijf
vademen water ten anker; wij vertuiden N. O.
en Z. W. , terwijl de Groene Punt aan den west-
lijken hoek van de baai N. W. ten W. en de kerk
met de valei tusfchen den Tafel - Berg en het Suikerbrood
of den Leeuwenkop in malkander Z. W.
ten Z. van ons af waren, en wij op den afftand
van eene Engelfche mijl van de landing - plaats bij
het fort lagen.
Wij hadden niet zoo haast het anker laaten vak
len o f wij kreegen een bezoek van den haven-
meefter of adfiflent, enige andere bedienden van
$e Compagnie en den Heer b r a n d t , Deeze
laatlaatile
bragt dingen mede, die niet misfen konden
aangenaam te zijn voor perfoonen, die uit
zee kwamen. De boodfchap van den adfiftent
was om, volgens gewoonte, te vraagen welke
fchepen het waren, onderzoek te doen naar de
gezondheid van het volk, en bijzonderlijk of de
kinder-pokjens aan boord waren, eene ziekte,
die zij, op de Kaap, boven alle andere vreezen,
waarom ’er ook altoos een heelmeefter bij is.
Mijne eerde zorg na dat ik geankerd had was
eenen officier naar den Gouverneur, den Baron
v a n p l e t t e n b e u g , te zenden, om hem kennis
van onze aankomst te geeven en van de redenen,
die mij deeze plaats deeden aandoen. De
officier ontvong een zeer beleefd antwoord en,
bij zijne wederkomst, groeteden wij de plaats
met elf fchooten, die beantwoord wierden. Kort
daarop gong ik zelf aan wal den Gouverneur op-
wagten, verzeld van kapitein f u r n e a u x en de
twee Heeren f o r s t e r . Hij ontvong ons zeer
beleefd en beloofde mij allen toevoer, dien de
plaats kon opleveren. Ik vernam van hem dat
twee Franfche fchepen van Mauritius, omtrent
agt maanden te vooren, land ontdekt hadden op
48° Zuider Breedte en in de middaglijn van dat
eiland, langs welk zij veertig Engelfche mijlen
gezeild waren, tot dat zij aan eene baai gekoo-
men waren, welke zij wilden inloopen, wanneer
zij ’er van af gedreven en van elkanderen gefchei-.
B 4 den