te, wat bruinachtig en doorfchijnend als gelei, maas
met het fterkst glas ontdekten wij aan dit deeltje n
den mond van eene kleine opening, en in dezelve
vier of vijf darm - zakken, die met elkanderen en met
die opening zaamenhongep. Na dat ik op deeze wij-»
ze verfcheidene derzelve had waargenoomen, die alle
van dezelfde geftalte waren, tragtede ik enige in
een dropjen wateré te vangen om hen in een hol
glas, in hun element, onder het mikroskoop te bren*
gen, daar ik dan hunne natuur en bewerktuiging
nader zoude hebben kunnen waarneemen; maar zij
wierden door de geringde aanraaking gemeenlijk zeer
befchadigd en, zoo dra zij dood waren, zag men
niets meer aan hun dan eene niet te zaamenhangende
klomp vezelen. Na omtrent twee uuren hield de zee
geheel op met lichten, en , alfchoon wij nog binnen
dien tijd eenen emmer water hadden laaten fchep-
pen, waren dog alle herhaalde proeven, om een van
deeze deekjens levendig onder het glas te brengen,
fteeds vergeefsch. Wij verzuimden dan ook niet langer
van het eerst waargenoomen bolletjen eene tekening
te maaken en onze waarneemingen optefcbrij-
veh, waaruit men met waarfchijnlijkfaeid kan gisfen
dat deeze kleine dieren misfchien het kuit van eene
fbort van kwal zijn; maar zij kunnen ook wel een
eigen gedacht uitmaaken (*)•
v Daar
Het verfchijnzel van het vonken en lichten van het
zee - water heeft -de aandacht der Natuurkundigen zeer kerk
bezig gehouden en hetgeen onze doorlugtige reizigers in
verlegenheid bragt was reeds zeer lang voor hun beredeneerd
geworden, a-r i s t o t e i .es fehreef dat licht toe aan de
vette en olieachtige hoedanigheid van het zee- water. Daar
wordt van gefprookeu bij b Acoin zijn Nwutst Organuw5
Daar w'as in dit verfchijnzel iets zoo wonderbaars
en groots, dat wij ons niet onthouden konden met
eerbiedige verwondering aan den Schepper te denken
,
Jn de Verhandeling van boyle over de oorfprong der ge-
daanten en hoedanigheden , in de Verhandeling of de Phos-
phori van o z a n a m , in de Memoires de F Académie des
Sciences van de jaaren 1703 en 1723, bij bartholi*
k u s , de Luce animalium, bij d o n a t i , in zijne N a tuurlijke
Hiflorie der Adr iatifche Z e e , in een werk, ge-
tijteld D e ll' Eletr icismo, te Venetie in het jaar 1746 uitge-
geeven door eenen officier wan de Koninginne van Hon-
gafye, in de Memoires de l'Académie des Sciences van 1750 ,
door den Abt nolet, in het derde Deel van de 1Memoires
prèfentés a F Académie p a r des Scavans ét randers, daar
de Heeren l ero v van Montpellier en de Commandeur
codeheu van Rivilie over deeze zaak gehandeld hebben;
in een werk van vianelli , getijteld Nuove fcoperte in-
torno Ie luci notturne d e lf acqua maritia; in eene Ver*
handeling van grizeeitf*, Geneesheer van Venetie, dat
ten tijtel voert: Nouvelles Obfervations fu r la fcolopendr e
M a r in e ; in eene Verhandeling van pouget, Luitenant
Generaal van de Admiraliteit van Cette, in liet jaar 1757
in de Academie voorgeleezen over het vonken van het zee.
water, maar die niet gedrukt is; bij i inneus in zijne
Amoemtates Aeademicae, Dijfe r t. 39, en in de P h l ’ofo.
p h ica l Travsaltions van 1769, door canton. Deeze
laatfte Verhandeling bevat proeven, welke bewijzen dat het
licht van de zee van dé verrotting van dierlijke zelfflandig-
heden koomt. Een klein wit vischjen, in zee- water gfe,
legd, maakte.het lichtende in agf en twintig uur^ii. Deeze
proeven gelukken even zeer in gemeen water, waarin men
een dertigfte van dëszelfs gewigt zout doet. de buffgn
Jiccft mij gezegd dat zoet water , waarin hjj bout liet wee»
9 4