
M et dit inzigt hielden wij het Noord- Westwaarts
met den wind N , O. en N . en dik mistig weder,
met fneeuw, en regen met fneeuw, tot des avonds
ten zes uuren, wanneer de wind N . W . liep en
wij het lieten wendden en oostwaarts duurden,
terwijl wij veele ijs-eilanden van verfchillende
grootten en enige losfe dukken ontmoeteden: de
thermometer ftond van 30° tot 340; het weder
was zeer dampig met fneeuw en regen met fneeuw
en merklijker kouder dan de thermometer fcheen
aanteduiden, zoodanig dat al het volk klaagde.
Om hen in daat te dellen dit weder beter te weêr-
ftaan, liet ik de mouwen van hunne wambuizen,
die zoo kort waren dat hunne armen bloot waren*
met baai verlengen en liet voor eiken man egne
muts van dezelfde d o f maaken, met zeildoek, die
hun zeer te pas kwamen.
Naardien fommige van het volk enige tekenen
van den fcheurbuik fcheenen te vertoonen, begonnen
de heelmeeders hun eiken dag versch
mout-fap te geeven, van de mout, die wij tot
dat oogmerk aan boord hadden. Een man in het
bijzonder was zeer fcorbutiek en egter had hij
reeds enigen tijd van de conferf van citroenen en
oranjen gebruikt, zonder ’er baat bij te vinden.
Aan den anderen kant zeide mij kapitein f u r n
e a u x dat hij twee mannen had, d ie, fchoon
reeds verre in die kwaal gevorderd, nu, om zo®
te ipreeken, geheel ’er door geneezen waren.
Wij bleeven oostwaarts ftevenen tot den een en
twintigden, ’smorgens ten agt uuren, wanneer
wij, op 530 50' Breedte en 290 2 4 'Ooster Lengte
zijnde, zuidlijk oploefden met den wind West,
eene frisfe koelte en dampig weder, met fneeuw.
In den avond gong de wind leggen en het voeder
klaarde op, zoo dat wij enige mijlen rondom ons
zien konden, zijnde op de Zuider Breedte van
54° 43 en op de Ooster Lengte van 290 30'.
Ten tien uuren, veele ijs - eilanden vooruit zien-»
de en het weder mistig wordende, met fneeuw,
lieten wij het voor den wind wenden en duurden
noordwaarts tot drie uuren ’smorgens, wanneer
wij wederom zuidwaarts duurden. Ten agt uuren
helderde het weder op en de wind liep W. Z. W .,
met welken wij alle zeilen bij zetteden die wij
konden en zuidwaarts devenden, hebbende nooit
minder dan tien o f twaalf ijs-eilanden in het ge-
zigt.D
es anderen daags hadden wij den wind uit het
Z. W. en Z. Z. W ., eene labber koelte, met nu
en dan fneeuw en hagel-buien. In den morgen,
zijnde op de Zuider Breedte van 55° 20' en op de
Ooster Lengte yan 31° 3©', heiden wij eene Hoep
uit om te zien of ’er een droom ware ; maar wij
vonden ’er geenen. De Heer f o rs t e r , die
mede in de floep gong , fchoot enige van de kleine
graauwe vogeltjens, van welke -ik gefprooken
heb, die Tap h^c qmveqrs - vogelen gedacht en