
 
		994  A A N T E K E N IN G E N   op  h e i 1 
 B la d z .  185  ( 5 ).  Daar waren  Ook  énige  vrouwen  
 onder;  deeze  hadden  zig  de wangen  met roode  aarde  
 en  olie  geblanket;  haare  lippen  waren  daarente-  
 gens,  door  het  prikken 'of  ta to u e e r e ti,  dat  hier  te  
 lande  fterk  in  de  mode  is  ,  geheel  zwart - blaauw.  
 Wij bevonden  dat  zij  bijna  alle,  gelijk de tnenfehen  
 ik  de  Donkere  B a a i ,   dunne  kromme  beenen  met  
 dikke  knieën  hadden.  Dit  moet  daarvandaan  koo-  
 men  dat  Ui]  dezelve  weinig  gebruiken,  slzoo  zij  
 aan  land  den  meeften  tijd  werkloos  liggen,  en  ook  
 in  hunne  kanos  fteeds  op  hunne  hurken  zitten.  
 Voor het  overige waren  zij tamelijk  helder van  kleur,  
 en  omtrent  van  eene  middeltint  tusfehen  olijf *  kleur  
 en  mahdnij - bruin ;  daarbij  hadden  zij  pik-zwart  
 liair,  ronde  tronieën  en  veel  meer  dikke  dan  platte  
 neuzen  en  lippen.  Ook  hadden  zij  zwarte  oogen,  
 die  dikwijls  levendig  en  niet  zonder uitdrukking waren, 
   gelijk  haar  geheel  bovenlijf  wel  gemaakt  en  
 haare  geftalte  over  het  algemeen  in  het  geheel  niet  
 walglijk  was.  Onze  matroozen  hadden,  zeden hun  
 vertrek  van  de  K a a p ,  met  geene  vrouwen  omgang  
 gehad ;  zij liepen  dan  deeze  ook  zeer  ijverig naar en  
 uit  de wijze,  waarop  hunne  aanzoeken  opgenoomen  
 wierden,  'kon men  wel  zien  dat  men het hier met de  
 kuischhéid zoo naauw  niet  nam  en dat  de  veroveringen  
 zelfs niet zwaar  zijn moeften.  Egter  bongen  de  
 ganften  van  deeze  Schoonen  niet  enkel  van  haare  
 neiging  af ,  maar  het  moest  den  mannen;  als  onbepaalde  
 heeren  en  meefters ,  eerst  gevraagd  worden.  
 Was  de  toe (temming  van  deeze  door eenen  grooten  
 fpijker,  een hemd of iets dergelijks  gékogt,  dan  had.  
 den  de  vrouwen  vrijheid  met  haare  minnaaren  te  
 doen wat  zij  wilden en  konden  dan  nog  een  gefebenk  
 voor  zig zien  te  bedingen.  Ik moet  evenwel  bekennen 
 ®en  dat enige derzelve  zig  niet  dan  roet den  uiterften  
 tegenzin  tot  eenen  zoo  fchandelijken  handel  lieten  
 gebruiken  en  de  mannen  moeften  dikwerf  al  hun  
 gezag  doen  gelden,  ja  zelfs  dreigen,  eer  zij  be-  
 flooten  zig  aan  de  lusten  overtegeeven  van  lieden, 
   die  zonder  gevoel  haare  traanen  konden  zien  
 en  haar klaagen  hooren.  Of  ons  volk,  dat  tot  een  
 befchaafd  volk  wilde  behooren  én  egter  zoo  beesi-  
 achtig  zijn  kon,  of  die  barbaaren,  die  hunne  eigen  
 vrouwsperfoonen  tot  zulk  eene  fchande  dwongen,  
 het  meest  afgrijzen  verdienen  is  eene  vraag  die  ik  
 niet  zal  beantwoorden.  Daar  de  Nieuw-Zeelanders  
 zagen  dat  zij  niet beter koop en  ligter  aan ijzer - werk  
 konden  koomen,  dan  door deezen  laaghartigen  handel, 
   liepen  zij  door het  gantfche  fchip  rond  en boo-  
 den  hunne  dogters  en  zusters  zonder  onderfcheid  
 aan.  De  getrouwde  vrouwen  gaven  zij  egter ,  zoo  
 veel  wij  zien  konden,  geen  verlof  om  zig  op  die  
 wijze met onze matroozen  te  gedraagen.  Hunne begrippen  
 van  vrouwlijke kuischhéid  zijn  in  dit  opzigt  
 zoo  zeer  van  de  onze  verTchillende  dat  een  ongetrouwd  
 meisjen  veele  minnaaren  begunftigen  kan  
 zonder daardoor  in  het, minst in  haare  eer  te  lijden.  
 Maar  zoo  dra  zij  trouwen,  eischt  men  van  haar  
 de  onverbreeklijkfte  huwelijks-trouw.  Daar  zij dus  
 geene kuischhéid van  ongetrouwde  vrouwen vergen,  
 zal men  veelligt  denken  dat  dekennis  aan  losbandige  
 Europeaanen  het  zedelijk  karakter  van  dit  volk  
 niet  hebbe  kunnen  verflimmeren;  maar  men  heeft  
 alle  reden  om  te  denken  dat  de  Nieuw-Zeelanders  
 zig  eerst  tot  deezen  fchandelijken  vrouwen-handel  
 verlaagd  hebben,  zeden  ’er  door  het  ijzer-werk  
 nieuwe behoeften  onder hen  ontftaan  zijn.  Nu deeze  
 ééns  ftaod  gegrepen  hadden,  vervielen  zjj eerst,  
 T   4  om