
 
		oostlijker  was  dan  ik  voorneemens ware  geweest  
 te  zeilen;  omtrent  in  het  midden  zijnde  tusfchen  
 mijne koers  noordwaarts  in het jaar  1769  en  mijne  
 terugvaart  zuidwaarts  in  hetzelfde  jaar  (ge*  
 lijk  uit  de  kaart zal  blijken)  en geene  tekenen  van  
 land  ziende,  Huurde  ik  noord-oostwaarts,  met  
 inzigt  om  dat  gedeelte  van  de  zee,  dat tusfchen  
 de  zoo  even  gemelde  koerfen  ligt,  te  doorzoeken  
 ,  tot  de  Breedte  van  27 graaden,  eene  ruimte, 
   die,  zoo veel ik  wist,  nog  door  geenen voo^  
 Tigen  zeevaarer was  bezpgt geweest. 
 Den negentienden,  op  36° 34  Breedte  en  133*  
 7' Wester  Lengte  zijnde,  Huurden  wij  N. § W.,  
 hebbende nog  het voordeel  van  eene  flerke  koelte  
 uit  het  Zuiden,  die  des  anderen  daags  naar  he^  
 Z. O.  en O.  liep,  flerk  en  bij  vlaagen woei,  ver-  
 zeld  van  regen  en  dik  mistig  weder.  Dit  hield  
 aan  tot  des  avonds  van  den  een  en  twintigften,  
 wanneer de  koelte  verflapte,  het weder  ophelderde  
 en de wind naar  het  Z.  en  Z.  O.  keerde. 
 Wij  waren  nu  op  3a9  30' Breedte  en  op  133®  
 40'Wester  Lengte,  van  deeze  plaats  namen  wij  
 ónze koers N. N. W.  tot  des anderen  daags  ’s middags, 
   wanneer  wij  eene  flreek  westlijker  Huurden, 
   zijnde  nu  op  310  6 'Breedte  en  op  1340'1 %  
 Wester  Lengte.  Het  weder  was  nu  zoo warm,  
 dat wij  dunner  klederen  moeflen  aantrekken;  de  
 kwik  rees  in  den  thermometer  op  den middag tot  
 63  graaden.’  Hij  was  op  dien  tijd  vau  den  dag 
 nooit 
 «ooft  laager dan  46  en  zelden hooger dan  54  graaden  
 geweest,  zedert  wij  Nieuw - Zeeland verbaten  
 hadden. 
 Deeze  dag  was  aanmerklijk  daar  door  dat  wij  
 geen  eenen  vogel  zagen.  Daar  was  anders geen  
 dag  voorbij  gegaan  zedert  wij  het  land  verbaten  
 hadden,  of wij  hadden  enige  albatrossen,  gr00te  
 zwarte  onweers - vogelen,  pintados?  blaauwe  onweersvogelen  
 of bruine  meeuwen  ( o f  Egmond-  
 haven - hennen )  gezien.  Maar deeze-vogelen bevinden  
 zig  overal  in  den  Zuider Oceaan op  hoogs  
 breedten $  wij  zagen  noch  vogel,  noch  iets  anders  
 ,  dat  ons  konde  doen  denken  dat  wij  immer  
 in  de  nabijheid  van  enig  land  geweest waren. 
 De  wind  bleef  rond  loopen  van  het  Z.  door  
 het  W.  naar  het  N.  N,  W .,  met  welken  wij  
 noordwaarts  koers  zetteden  tot  des  anderen  daags  
 Ss middags,  wanneer wij ,  op  29° 2 2 'Breedte  zijnde, 
   wendden  en  westwaarts Hevenden.  De wind  
 groeide  dra  aan  tot  eene  zeer  flerke  koelte,  mst  
 regen  verzeld,  en woei  met  zulke hevige  rukwinden, 
   dat  de  meeflevan  onze  zeilen Scheurden,  Dk  
 weder  hield  aan  tot  den vijf en  twintigflen  in  den  
 morgen,  wanneer  de  wind  bedaarder  wierd  en  
 naar  het  N. W.  en  W. N„ W.  liep,  met  welken  
 wij N. O. Huurden  en  koers  zetteden,  zijnde  toen  
 op  29°  51' Breedte  en  op  136°  28' Wester Lengte. 
   In  den  agtermiddag  klaarde  de  lucht  op  en  
 het weder wierd  fraai  en vast  Wij  ontmoeteden  
 N  4  nu