i£8 \Febr. 1773] R E I^ É RONDÖl è l
leggen en ons daardoor belettede de bedóelde
plaats te bereiken. De wind egtef bedaarder wordende
en de mist ènigzints opkïaarènde , kruiflen
wij zoo nabij de plaats als wij koottien konden ,
drie dagen langt wanneer ik, alle hoop van we-
<3er bij de Refolutie te koomen opgéeveftde, weg
bevende naar de winter-kwartieren, dié'nog veertien
honderd zee-mijlen van mij af lagen, door
éene geheel onbekende zee en ik verminderde het
rantfoen van water tot op een kwart of pint daags.
Wij hielden het tusfchen 52 en 53 graaden Zni-
der Breedte, hadden veèle westlijke winden, harde
vlaagen met rukwinden, fneeuw en fneetiw mee
regen vermengd, met eene lange holle zee uit het
Z. W ., zoo dat wij oordeelden dat ’er in die flreek
geen land ligt. Na dat wij de Öoster Lengte van
95 graaden bereikt hadden , vonden wij dat de afwijking
zeer iierk verminderde ; doch tot een'
naauwkeuriger bericht hiervan zal ik den leezef
naar de tafel, aan het eind van dit werk, verwijzen
.D
en zes en twintigften in den nacht zagèn wij
een luchtverfchijnzel dat ongemeen helder was in
liet N. N. W. Het nam zijnen loop naar het Z. W.
niet een zeer groot licht in de lucht in het Zuiden,
gelijk dat hetwelk in het Noorden onder
den naam van Noorder Licht bekend is. Wij zagen
dat licht verfcheiden nachten fchieten, en»
dat aanmerkenswaerdig is, befpeurden maar een
DE WAERELD. \fcbr. 1773J 155
ijs • eiïand fia dat wij vao de Refolutie gefcheiden
waren tot dat wij land ontwaarden, fchoon wij
meeöencijds twee o f drie graaden ten Zuiden van
de Breedte waren, waarop wij het eerst ijs zagen.
Wij waren dagelijks verzeld van eene menigte
zee-vogelen en zagen dikwijls bruin-vis-
fchen, die aardig wie en zwart gefpikkeld waren.
Den eerflen Maart wiérden wij verrasehc door
het geroep van land, van den man uit de mast,
en wel aan bakboord, dat ons zeer verheugde.
tVij loefden ’er onmiddelijk naar toe, maar wier-
den tot onze fpijc, binnen weinige uuren, te leur
gefield; want dar wij voor land aanzagen bleek
niet anders te zijn dan wolken, die verdweenen
toen Wij ’er naar toe zeilden. Toen lieten wij het
weder afvallen en Huurden koers naar het land,
dat in de kaarten met den naam van. Fan D ie men 2-
Z,and bekend Haat, door t a sma n in het jaar
1642 ontdekt en dat geplaatst wordt op 440 Zinder
Breedte en op 140° öoster Lengte, terwijl,
men onderflelt dat het aan Nieuw-Holland vast is.
Den negenden’, met aangenaam weder en weinig
wind, omtrent ten negen uuren voor den mid-
dag, zijnde op de Zuider Breedte van 430 37' en,
volgens waarneeming van de maan, op de Ooster
Lengte van 145° 36:' en naar onze rekening op
*43° 10 Oóster Lengte van Greenwich, zagen
Wij het land in het N. N. O. omtrent agc o f negen
van ons, Het vertoonde zig tamelijk hoog,
en