
 
		omtrent anderhalven  graad meer oostwaarts gevorderd  
 zijnde,  wa$  zij  410 30',  welke  beiden waar-  
 neemingen  door  verfcheiden  azimuths  berekend!  
 gierden. 
 Wij  hadden  den geheelen  agtermrddag fraai weder  
 ;  maar  de  wind  was  veranderlijk en liep  door  
 l e t   Noorden  naar  het  Oosten  om.  Met  deezen  
 wind  lierenden  wij  Z.  O.  en  O.  tot des  ag ter middags  
 ten  drie  uuren,  wanneer  wij,  op  610  21'  
 Breedte  en  op 970  7' Lengte,  wendden  en  O.  en  
 N*  ftevenden,  alzoo  de  wind  naar  het  Zuiden  
 Weef loopen.  In  den  avond  verhief  hij  tot eene  
 fierke  koelte  en  woei  met  vlaagen,  van  fneeuw  
 en  fneeuw  met  regen  en  dik  dampig  weder  vergeld, 
   dat  ons  weldra  alle  de  reeven  in  de  topzeilen  
 deed  leggen. 
 Tusi'chen  den  zes  en  twintigflen  *s morgens  en  
 den  volgenden  dag  op  den  middag  vervielen  wij  
 onder  verfcheiden  ijs-eilanden,  van  welke  zoo  
 veel was  afgebrooken,  dat de  zee  rondom  ons met  
 de Hukken  geheel  bedekt was,  hetgeen  het  voort-  
 zeilen  enigzints  gevaarlijk  maakte.  Op den middag  
 waren  wij  ’er  egter  geheel  vrij  van.  In  den  
 avond  verflapte  de wind  en  liep  Z. W .,  maar  het  
 Weder  klaarde  niet  op  voor  des  anderen  daags  
 *s morgens,  wanneer  wij  alle  onze  zeilen  konden  
 voeren  en  Hechts  weinige  ijs-eilanden  ontmoeteden, 
   die  ons  hinderden,  Waarfchijnlijk  had  de  
 dfe  waofc  Qnjge  dagen  gewaaid  had,  een 
 groot gedeelte  vernield.  De  wind was,  toen  hij  
 van  het  O.  naar  het  Z.  W.  liep,  van  zulk  eene  
 zwaare  holle  zee  verzeld  geweest,  dat  ik  zeekef  
 was  dat ’er geen  land  van  enige  aajimerklijke  uit-  
 gedrektheid  tusfchen  deeze  twee  flreeken,  binnen  
 honderd en  honderd en  vijftig  mijlen  van  de plaats  
 daar wij waren,  leggen  konde. 
 De  middelbaare  hoogte  van  den  thermometer  
 was  op  den  middag,  enige  dagen  geleden,  omtrent  
 35  graaden  geweest,  hetwelk  wat  hooger  
 was  dan  hij  gemeenlijk  op  dezelfde  breedte omtrent  
 eene maand  of  vijf weeken  te  vooren Hond;  
 bij  gevolg was  de  lucht wat warmer.  Als het weder  
 wezenlijk warm was,  was  de wind  niet  alleen  
 flerker,  maar  de buien  waren menigvuldiger,  met  
 bijna  aanhoudend  mistig,  vuil,  nat  weder.  De  
 dieren  zelve,  welke  wij  aan  boord  hadden,  gevoelden  
 ’er  de  uitwerkingen  van.  Negen  biggen,  
 welke  eene  zog  in  den  morgen  geworpen  had,  
 waren  voor vier  uuren  in  den  agtermiddag van  de  
 koude  geflorven,  ondanks  alle  de  zorg ,  die  wij  
 voor  dezelve  droegen,  Door  dezelfde  oorzaak  
 had  ik,  zoo  wel  als  verfcheiden  van  mijn  volk,  
 winter -  vingeren  en  toonen  ;  zoodanig  was  het  
 zomer-weder  dat  wij  hadden. 
 De  wind  bleef  veranderlijk,  van  het  Zuiden  
 naar  het  Westen  loopende,  en  woei  eene  fris-  
 fe  koelte  tot  in  den  avond;  toen  verflapte  hij  en  
 kort  daarop  kwam  ’er een  koeltjen  uit  het  Noor*  
 ï  F  4