
den twintigften, ten vier uuren in den morgen,
keerde hij naar zijne oude ftreek terug en wij her-
varteden onze koers noordwaarts. Wij zagen dee-
zen morgen éenen van de bovengenoemde vogelen,
waarfchijnlijk denzelfden, dien wij den avond
te vooren gezien hadden, alzoo wij nog bijna op
dezelfde pjaats waren. Naar maate de dag vorderde
nam de wind toe, met dik dampig weder
en fneeuw met regen gemengd, dat ons eindelijk
noodzaakte alle de reeven in onze top-zeilen te
leggen en onze bram-raas te ftrijken. Maar in
den avond verflaauwde de wind, zoo dat wij ongereefde
top - zeilen en de bram - raas op konden
voeren. Het dampig weder en fneeuw met regen
vermengd bleef aanhouden.
In den agtermiddag van den een en twintigften,
zijnde op 62° 24' Zuider Breedte en op 420 19'
Ooster Lengte, zagen wij eene witte albatros met
zwart getipte vleugelen en een pintado, De wind
was nu zuidlijk en zuid-westlijk met eene frisfe
koelte. Wij Huurden ’er N. O. mede tegens eene
zeer hooge zee, die geene nabijheid van enig land
in die ftreek aanduidde en daar moeflen wij het
egter verwagten. Den volgenden dag hadden wij
bij tusfchenpoozen fraai weder; de wind was maa-
tig en wij voerden onze lei-zeilen. In den morgen
van den drie en twintigften waren wij op 6o°
27' Zuider Breedte en op 45° 3 3 'Ooster Lerig-
te. De fneeuw - buien bleeven aanhouden en het
weweder
was zoo koud, dat het water in onze wa*
ter-vaten op het dek verfcheiden nachten te joo-
ren bevrozen was geweest.
Naardien wij bij tusfchenpoozen- helder weder
hadden* liet ik de fchepen naast elkanderen op den
aflland van vier Engelfche mijlen ftévenen, ten einde
alles , dat op onzen weg mogt liggen, te beter
te ontdekken. Wij bleeven op deeze wijze
tot des avonds ten zes uuren voortzeilen, wanneer
het dampig weder en de fneeuw - buien ons nood^
zaakten zig weder bij den anderen te voegen*
Wij bleeven onze koers N. O. houden tot des
morgens ten agt uuren, wanneer de wind door
het Westen en Noorden naar het N. O. ten O. jre-
loopen zijnde, wij voor den wind wendden en
N. W. koers hielden. Het was eene frisfe koelte;
en egter vorderden wij weinig tegens eene hooge
zee, die uit het Noorden kwam. Wij begonnen
nu enige van die foorten van onweêrs - vogelen te
zien, die bij de zeelieden zoo wel bekend zijn onder
den naam van Scheer -waters, en wij Wareiï
op 58° 10 'Breedte en op 50° 54' Ooster Lengte^
In den agtermiddag liep de wind ten Zuiden vaii
het Oosten en des avonds ten agt uuren groeidó
hij aan tot een’ ftorm, met dik dampig weder eii
fneeuw-buien met regen gemengd.
Geduurende den nacht voeren wij ónder öh§
voor-zeil en groot bram-zeil met alle de reevëti
’er in des. anderen daags morgens- met dén dage-
E S taaÉ.