de lucht gemaakt, hetwelk wij met een aangenaam!
genoegen gevoelden.
Wij bleeven met eenen goeden voortgang noord-
oostwaarts vorderen, hebbende eene ftevige koelte
van tusfchen het Zuiden en het Oosten en zee-
bonden , bruine meeuwen , eier-vogelen, zeewier
enz. ontmoetende en geftadig eene zeer hoo-
ge zee uit het Z. W. hebbende. Den vijf en twin-
tigften, des’s morgens ten tien uuren, kreeg men
Nieuw-Zeeland, uit den top van de mast, in her
gezigt en op den middag van het dek; het ftrekte
zig van N. O. «en O. tot O. uit, op den afftand
van tien mijlen. Alzoo ik voorneemens was in de
Donkere Baai o f in eene andere haven, die ik
zoude kunnen vinden, op het zuidlijk gedeelte van
Tav ai Poenammoo te ankeren, ftuurden wij naar
land met alle zeilen bij, die wij voeren konden,
hebbende het voordeel van eene frisfe koelte uit
het Westen en vrij helder weder. Dit laatfte was
niet van langen duur; want, ten half vijf uuren ,
was het land, dat niet meer dan vier Engelfehe
mijlen van ons af was, om zoo te fpreeken, geheel
in eene dikke mist vej-duifterd. Wij waren
nu voor den ingang van eene baai r die ik verkeerd
voor de Donkere Baai had aangezien, zijnde mis*
leid door enige eilanden, die in derzelver mond
liggen.
1 Alzoo ik met zulk dampig weder niet in durfde
loopen op een© plaats, daar wij alle vreemd waren,
en enige branding en gebrooken grónd voöf
uit zag* wendde ik in vijf en twintig vademen Wa*
ter en hield het haat zee met eenen Noord - Westen
wind. Deeze baai ligt aan de Zuid-Oost zijde
van de West-Kaap en kan gekend worden aai!
een wit klif óp een vart de eilanden* dat in dett
ingang van de baai l ig t ; 'D i t gedeelte vah de klist
zag ik op mijne voorige reis flechts op ëeneh gröó-
ten afftand en wij zagen het nü onder zöö Vëëlë
ongunftigè ömftandigheden* dat, hoé minder ik
’er van zegge* hoe minder misdagen ik begaati
zal. Wij hielden naar zee* onder onze onderzeilen
en top-zeilen met glle reeven ’er in * töë
des nachts ten elf uuren* wanneer Wij voor dëfi
wind wendden en noordwaarts ftevehden * hebbende
eene zeer hooge en onregelmaatigè zeë. De§
anderendaags ’s morgens ten vijf uuren ver (lap të
de wind en wij hielden naar land; teil agt uüfett
lag de West - Kaap O. ten N. 5 N. van óns; wij
ftuurden ’er naar toe en zeilden omtrent dén middag
de Donkere Baai in. Wij vónden in den ingang
vier en veertig vademen water en eenen zah-
digen grond; de West-Kaap hg Z. Z. O. en Vyf-
Vingeren-punt of de Noordlijke punt van dë baöi
Noord. Hier hadden wij eene zwaare golf dië
uit het Z. W. in viel. De diepië van hef watê#
verminderde tot veertig vademen * daarha peilden
Wij wedef geenen grond met Zestig vademen. Wij
Warett egter te verre gevorderd om terug të keé-
G & fefi