ken , wiens Alnjagt dit fchouwfpel bereid bad. De,
Qceaan wijd en breed met duizend millioenen van
deeze kleine diertjeqs bedekt,!. Alle tot bet leven bewerk
»
keji, ook lichtend wierd. De Heer cadet heeft mij; qo1$
gezegd dat gedistilleerde olie van hartshoorn het tyater lichteed
maakte. De Heer r i g a u d, verzeekerj: in het Jm r *
■ nat des Scayans van Maart 1770 ( p,ag. 14,8 in 4te,) dat,
het licht van de zee van de, haven van Brest tot de. Antilles,
yan eene ontzagchelijke menigte kleine ronde polyperi,
koomt van een vjer.de lijn middellijn en dje maar eenen arm
yan omtrent een zesde van eene lijn lengte hebben.
Het fchijnt zepker. dat ’er in, de. zee verfcheidea foorteu
van dieren zijn, die ook lichten; dje., welke door gus-
selini en vi.anelli hefchreyen zijn., verfehillen met
elkanderen en van die van den Heer qodeheu:, de pho»
laden,, de zee-netels, de polypen, de. verrotte visfcheti
geeyen licht. De Heer adansqn heeft verfcheiden foor?
ten van pisfebedden gezien, die ook, lichten ; maar hij zei-
de den tienden Jfanuary 1767. in de Academie dat zelfs het
zand op Senegal, als het. zee -water, ’eraf geloopen is, licht
geeft , als men ’er den voet. van opligt en dat de zee lichtend,
is zonder dieren. De. Heer turgot. wierd met zijn,
gezelfchap op zee, nat gemaakt en alle gaven zij licht van.
zig, hijnne klederen waren,des anderen daags.nog lichtend,
a]s men dje wreef. De Heer foügeroux, die ook de.
lichtende dieren heeft waargenoomen, ftemt toe dat bet.
ipoeijelijk zij, al. het licht van. de zee aan dezelven toete-
fchrijven 4 maar dat. men moet toeftaan dat ’er eene phos-
phorieke. ftofis, die uit. de verrotting voortkoomt. De.
Heer. LE r.o y heeft vonken voortgebragt door het mengen,
van verfchillende vögten en. vooral van wijngeest, en hij;
befluit.’er, uit.dat dit. verfphijnzel moet toegefchreven wor-
den, aan eeqe. phpsphorieke. ftoffey dje. brandt en verteert*
werktuigd! Alle begaafd met het vermogen van zig
te beweegen, naar wilLekeur te. fchitteren, andere
lighaamen enkel door aanraaking te verlichten en
hunne eigene lichtende eigenfchap afteleggen, zoo,
haast zij. willen I Deeze beipiegeljngen. drongen zig
uit
als zij licht geeft, die zig onder de gedaante van kleine
korreltjens vertoont, die geenzïnts dieren fchijnen. De
Heer gódehEu heeft eene" foort yan visch waargenoo-
men, die naar de Thonijn gelijkt, de Boniet genaamd, ia
welken eene olie*is, die uit haar zelve licht en, na dat hij
zelf lichtende infekten in het zee.- water waargenoomen en,
befchreven heeft, is. hij nog overtuigd dat het lichten, van,
de zee van het vet en de olie koomt, waarmede zij voor-
zeeker vermengd is. De Abt nollet had langen tijd
gedagt, gelijk de fchrijver van het werk in 1746 uitgegep-
ven, dat dat licht van de elektriciteit kwame; in het ver-
volg was hij. geneigd, te geloov.en dat de kleine, diertjens ’er
de oorzaak yan waren, of onmiddejijk, of ten minften door.
het'vogt, die zij in zee uitgeeven; ik heb hem egter hoo-
ren zeggen dat hij niet dorst ontkennen dat het eene andere
oorzaak konde. hebben; men heeft dikwijls, gezegd dat.
het licht van de zee. fterker was. als het ftprmde, maar dat.
heeft hij niet bemerkt^at ’er van, zij, het is waarfchijnr
lijk dat een groot getal, oorzaaken toebrengen om de zee te,
doen lichten en dat het licht, dat men voortbrengt door het'
water te roeren, verfchillend- is van dat, hetwelk men fom-
tijds over, de geh.eele oppervlakte van de zee verfpreid ziet,
zoo verre men zien kan, en dat het zonderlingst fchouwfpel.
vertoont, yopral onder de verzengde luchtftreek en in den
Z@mer,
Aantekening door den Heer de la lande
medegedeeld aan. den Her taaier van de
Eranfche Uitgave.
•389
v4* |
H I
l i l
v ' t l
I