
 
		men  om  de  kust  langs  te  zeilen  tot wij  het  land  
 vinden  zouden,  dat  door  kapitein' c ook  gezien  
 was  en  ontdekt  zouden  hebben  of Fan Diemens-  
 Land  aan  Nieuw - Holland  vast ware.  Den  zestienden  
 voeren  wij  voorbij  Marlen - Eilanden,  
 door  t a s m a n   zöo  genaamd;  zij  fchijnen  het1  
 zelfde  als  het  vast  land  te  zijn.  Den  zeventienden, 
   Schoutens- Eiland  voorbij  gevaaren  zijnde^  
 loefden  wij  naar  hét groot  land  en ftevenden  langs  
 den  wal  op  den  afftand  van  twee  of drie mijlen.’  
 Het  land fchjjnt  hier  zeer  dik  bewoond,  alzoo  ’er  
 Aanhoudend  vuur  langs  de  kust  was,  terwijl  wij  
 voorbij  zeilden.  Het  land  hier  omftreeks  is  veel  
 aangenaamer,  laag  en  effen C maar geen  teken  van  
 haven  of  baai,  waarin  een  fchip  veilig  zou  kün-  
 iien  ankeren.  Naardien  het  flegt  weder  was  eri  
 tterk  woei  uit  het  Z.  Z.  O .,  konden  wij  geenë  
 floep  naar  den  wal  zenden  om  gemeenfebap meé  
 de  inboorlingen  te hebben.  Óp  de  Zuider Breedte  
 van  40°  50'  wijkt,  het  land  weg naar  het Wes1  
 ten,  hetgeen,  naar  ik  geloof,  eene  diepe  baal  
 maakt,  alzoo  wij  van  het  dek  op  verfcheidenë  
 plaatfen  agter  de  eilanden,  die  ’er  voor  lagen;  
 rook  zagen  opgaan,-  wanneer wij  geen  het  minde  
 teken  van  land uit  de  mast  zien  konden.  1 
 Van  40°  5 0 'tot  390  50' Zuider  Breedte  is  niets  
 dan  eilanden  en  banken;  het  land  is  hoog,  rots1  
 Achtig  en  dor.  Den  negentienden,  op  de  Zuider  
 Breedte  v^n  40°  30',  omtrent  eene  halve  E n g e l1 
 fche 
 4 f>