
 
		i 78  [Mey  1773]  REIZE  RONDOM 
 AGTSTE  HOOFDSTUK. 
 Verrigtingen in Koningin Charlotte Kanaal.  Aanmerkingen  
 over de  inwooneren van  het  land. 
 W  eetende  dat  ’ er  in  dit land  lepelblad,  celerij  
 en  andere  kruiden  gevonden  worden,  gong  iK  
 zelf,  daags  na  mijne  aankomst,  met  het  krieken  ,  
 van  den  dag,  uit  om  naar  dezelve  te  zoeken  en  
 keerde,  tegens  den  tijd  van het ontbijt,  met  eene  
 floep  vol  van  dezelve  aan  boord  terug.  Nu gerust  
 zijnde,  dat  ’er  genoeg  van  te  krijgen  was  
 yoor  het  volk  van  beiden  de  fchepen,  gaf  ik  
 bevel  dat men die zoude  kooken met  tarwen-meel  
 en foep- koekjens alle  dagen  voor het  ontbijt,  en  
 met  erwe’ten  en  foep - koekjens  voor  het middagmaal, 
   alzoo  ik  bij  ondervinding  wist  dat  deeze  
 kruiden,  dus  toebereid,  zeer  goed  zijn  om  alle  
 fcorbutieke ongemakken  te  geheezen  ( 1 ) . 
 Ik  heb  alreeds  gezegd  dat  ik  verlangde  Van  
 Eiemens - Land  te bezoeken,  m  te  ontdekken  of  
 '  het  aan  Nieuw - Holland  vast  ware  en  ik  zoude  
 het  ook  voorzeeker  gedaan  hebben,  zoo  de  
 wind  gunftig geweest ware.  Dan,  alzoo  kapitein  
 f u r n e a u x   dit  vraagftuk  grootendeels  had  op-  
 gehelderd,  had  ik  daar  niets  te  doen  en  befloot  
 daarom  onze  nafpeuringen  oostwaarts voorttezet- 
 , ten 
 DE  WAERELD.  [Mey \7p%] 
 ten  tusfehen  de  Breedten  vatt  41  en  45  gfaaden.  
 Dit  maakte  ik  kapitein  Fu r n e a u x   bekend  en  
 beval  hem  zijn  fchip  klaar  te  maaken ,  om  zoo  
 fpoedig mogelijk  in  zee  te  loopem 
 Den  twintigften,  des morgens,  zettedeik,  aatl  
 de  water-plaats  bij  de  tent  van  de Avontuur,  den  
 eenigiten  ram  en  ooi*  welke  ik  nog  overig  had  
 van  die  ik  van  de  Kaap  de Goede  Hoop  had  me-  
 degebragt  om  hier  in  dit  land  te  laaten,  aan wal*  
 Kort  daarop  bezogt  ik  de  tuinen*  die  kapitein  
 f u r n e a u x   had  laaten  aanleggen  en  die hij  met  
 verfcheiden  gewasfen  beplant  had,  die  allé  in  
 eenen  bloéienden  ftaat  waren  en  die,  zoo  de  inboorlingen  
 op  dezelve  pasfen,  hun  zeef  nuttig  
 kunnerf  worden.  Den  volgenden  dag  zettede  ik  
 enige  mannen  aan  het  werk  om  eenen  tuin  Op  
 -Lang-Eiland  te  maaken,  die  ik  met  tuin-zaa-  
 den,  wortelen  en  andere  gewasfen  beplantte ([2)»  
 Den  twee  en  twintigflen,  des morgens,  wier-  
 den  ae  ram  en  ooi,  die  ik  met  zoo  veel  zorg eii  
 moeite  herwaarts  gebragt  had,  b,eiden  dood  gevonden  
 ,  hetWelk  nien  meende  veroorzaakt te  zijö  
 doordien  zij  van  de eene  of andere  vergiftige plans  
 houden  gegeeten  hebben.  Dus wierd  mijne  hoop  
 van  in  dit land  een  ras van  fehaapen  te  planten,  in  
 eénen  oogenblik  verijdeld.  Op den  middag  wierpen  
 wij,  de  eerlle  reis  zedert  mijne  aankomst,  
 door  enige  van  de,  inboorlingen  beZögf,  die  mei  
 ops  het  middagmaal  hielden  en  dat  zij  yerfloódêö  
 .M  s  Waa