oud, maar de geit was veel ouder. Zij bad twed
fraaie geiqens geworpen, kort voor wij in de
Donkere Baai aangekoomen waren, die van koude
geftorven waren, gelijk reeds gezegd is. Ook
zettede kapitein furneaux in de JMonfchen-
eeters ■' bogt eenen beer en twee zoggen, die jongen
droegen, aan land, zoo dat wij reden hebben om
tehoopen dat dit land, met den tijd, vandeeze dieren
zal voorzien, zijn, zoo zij niet door de inboorlingen
gedood worden voor zij wild zijn geworden,
want als dan hebben zij geen nood; doch
alzoo de inboorlingen niet wisten dat wij die ag-
ter gelaaten hadden, zal het wel enigen tijd aan-
loopen eer zij ontdekt worden.
Op ons tochtjen naar hét Oosten ontmoeteden
wij den grootften zee - hond, dien ik immer gezien
had, Hij zwom boven water, en liet ons
nabij genoeg koomen om op hem te fchieten,
maar te vergeefsch; want, na eene jagt van bijna
een uur, waren wij genoodzaakt hem te verlaa-
ten. Naar de grootte van dit dier was het waar*'
fthijniijk eene zee -leeuwin; het geleek zeer veel
naar de afbeelding in de Reis van Lord anson;
wij hadden eenen /zee-leeuw gezien, toen wij op
mijne eerfte reis het kanaal in voeren, hetgeen dit
nog waarfchijnlijker maakte, en ik denk dat zij
hun verblijf houden op de klippen, die in de
Straat of omtrent de Admiraliteit-Baai lig'
- Den derden zond ik eene floep met den timmerman
over naar de oost-zijde van het kanaal, om
lenige Sparren te kappen, die wij nodig hadden.
Toen zij terug keerde, wierd zij gejaagd door eene
groote dubbele kano vol volk; maar met wat oogmerk
was ons onbekend. Den volgenden morgen
vroeg bragten enige van onze vrienden ons
eenen grooten voorraad van visch, Een hunner
wilde met ons mede gaan; maar naderhand, toen
het ’er op aan kwam, veranderde hij van zin, gelijk
ook enige andere deeden, die beloofd hadden
met de Avontuur mede te yaaren.
Men had zelfs gezegd dat fommige hunner hunne
kinderen te koop hadden geveild ; ik bevond
egter dat dit een misverftand was. Het gerugt
ontflond eerst aan boord van de Avontuur, daar
zij niets van hunne taal en gewoonten wisten. Het
gebeurde zeer dikwijls dat dit volk hunne kinderen
mede bragt en ©ns dezelve aanbood, in ver-
wagting dat wij hun gefchenken zouden doen; dit
was mij den voorigen morgen gebeurd. Een man
bragt zijnen zoon, eenen jongen omtrent negen
o f tien jaaren oud, mede en bood mij hem aan,
Alzoo het gerugt, dat zij hunne kinderen wilden
verkoopen, toen liep, dagt ik in het eerst dat hij
wilde dat ik den jongen zoude koopen. Maar ik
bevond eindelijk dat hij wilde dat ik hem een wit
hemd zoude geeven, hetgeen ik deed. De jongen
was zoo blijde met zijne nieuwe kleeding*
M 4 dat