
 
		open  zee  volgen  en  zij  moeten  dan  nabij  het  fchip 4  
 als  het  eenigst  vast  punt,  dat  hun  het  onoverzienbaar  
 vlak  van  de  zee  aanbiedt,  blijven.  Zeilen  een  
 o f  meer  fchepen  met  elkanderen,  zoo  kan men  ook  
 gemaklijk  begrijpen  waarvandaan  het  koome  dat meri  
 verre  van  land  land-vogelen  aantreft.  Zij  volgden  
 veelligt  het  een  fchip  en  geraakten  naderhand  ook  
 bij  datj  waarop  zig  de  waarneemer  bevond.  Maai  
 behalven  dit  leert  de . ondervinding  dat  niet  alleen  enkele. 
  vogelen,  maar  zelfs  gantfche vlugteh  door  zwaa-  
 ie   ftormen  verre  van  land  en  tot  op  de  open  zee  gejaagd  
 worden,  daar  zij  dan  ook  op  de  fchepen  zoeken  
 te  rusten.  Dit  bevestigde  mij  kapitein  c o o k   
 uit  eigen  ondervinding*  Hij  bevond  zig  eens  tus-  
 fchen  Noorwegen  en  Engeland  in  eenen  hevigen  
 ftorm,  geduurende welken  eene  vlugt  van  veele  honderden  
 vogelen  zig  in, het  wand  kwam  nederzetten;  
 Bèhalven  eene menigte  kleine  vogelen,  waren  ’er  ook  
 enige  havikken  onder,  die  op  de  kleine  aanvielen  en  
 een  rijklijk  maal  hielden» 
 Den  drie  en  twintigflen  zagen  wij  enige  walvis-  
 fchen  van  vijftien  tot  twintig  voeten  lang  naar  het  
 Noorden  en  Noord -Westen  voorbij  het'fchip  zwemmen. 
   Men  hield  hen  voor Noord-kapers  ( Delphi*  
 nus  orca).  Twee  dagen  daarna  zagen  wij  visfchetï  
 van  dezelfde  foort,  benevens  enige  kleinere  van  eené  
 bruine  kleur,  die  om  hun  fpringen  uit  het  water  
 Springers  genoemd  worden. 
 De  wind  was  zedert  enige  dagen  N ,  W»  en  nodigde  
 ons  naar  het  Z  O.  te  Heven en,  zoo  dat  wij  
 nu  zuidwaarts  van  de  kust vau  Guinea  waren<  Enige  
 van  onze  zee- lieden  ,   die den  Atlantifchen Oceaan  
 dikwerf  overgevaaren  waren,  zagen  dit  als  iets  bijzonders  
 aan;  en  het  is  ook  indedaad  zonderling  dat,,  
 frb:  ah* 
 hffdióon  de  wind  tusfcheri  de  Keerkringen  vöof  
 «eer  béftendig,  ja  bijna  ónveranderlijk  gehoüdeit  
 Wordt ■,  hij  evenwel  fómtijds  van  de  regel  afwijkt. 
 Bladz.  14  f 7 ) .   In  deeze  ftfeek  zagen  wij  ook  
 'enige  Fregat - Vogelen  ( Pelecanus  aquilüs').  De ma-  
 tróozen  houden  dezelve  voor  een  teken  dat  ’er  land  
 habij  is;  Wij  waren  egter  hu  meer  dan  honderd  zeemijlen  
 Van  de  naafte  kust  en  bijgevolg  heeft  deezé  
 tneening  even  zoo  weinig  grond  als  veeïe  andere  oude  
 vóóröordèelen.  Elke wederlegging  van  een  vooroordeel  
 is  een  gewin  voor  de  weetenfchap  en  elk  bewijs  
 dat  eeiie  heerfchehde  meening  des  gemeeneti  
 imans  eene  dwaaling  is ,  is  een  Hap  tot  de  waarheid ,   
 die  alleen  verdient  tót  voordeel  van  het menschdoni  
 opgetekend  en  b'e Waard  te  wórden; 
 Bladz.  15  (& ) .  Den  eerften  September  zagen  
 Wij  verfcheiden  Doraden  ( Coryphaena  hlppuriisfi.  
 Dok  zageh  wij  niét  Verte  van  het  fcbip  eenen  groo-  
 ten  visch,  dien  Wi l l o u g h ö v   Uit  de  berichten  
 van  j .   NiEUWHOF  ontleend,  in  zijn  Aanhangzél  
 io t  de  hi/lörie dér Visfchen  bladz. 5.  óp PI.  IX.  Fi°-. 3  
 heeft  laaten  afbeelden.  Hij  wordt  bij  de  Hollanders  
 de  Zee-duivel  genaamd  en  fchljnt,  naar  zijne  uiter-  
 lijke  gedaante,  fot  hét  gedacht  der  roggen  te  behoo-  
 ren  ,  maar  vim  eene  nieuwe  fooft  te  z ijn ,  een bewijé  
 dat  Zelfs  de  bekendfte  zeeën,  gelijk  de  Atlantifché  
 i s ,  ftof  tot  nieuwe  ontdekkingen  geeven,  als  maaf  
 degeene,  die  het  bekende  van  liet  onbekende  weeteii  
 te  onderfcheiden  ,  gelegenheid  hadden  Örii  de  nódigö  
 onderzoekingen  té  doen. 
 Den  derden  zagen wij  groote  fchoolen  van  vliegende  
 visfchen  en  vOngén  eenen  BometJ( Scombër  field-  
 IVi  D e e l .  Q  mysj