
 
		hij  fchijnt  te  twijfelen  o f dit  dier  niet  de purpura  der  
 Ouden  zij.  Die  p l i n i u s   Hechts  heeft  ingezien  
 kan  geen  het  minAe  vermoeden  hebben  dat  dat  dun-  
 fchaalig  hoorntjen  de  purper-Hak  der Ouden  zoude  
 kunnen  wezen.  Zij  kenden  verfcheiden  Hakken,  die  
 purper  leverden ,  maar  deeze  waren  enkel  klip - horens  
 :  Earum  genera  p lu r a ,  pabulo  &  folo  difcreta  
 XI,  61.  Exquiruntur  omnes  fcopuli,  gaetu/i  müri-  
 cibus  ac purpuris  V ,   ï .   Eyen  zoo  duidlijk  en  onloochenbaar  
 is  'het  dat  de  geflalte  en  hardigheid  van  
 hunne purper-Hakken  van  de  kleine  helix jan th in a ,  
 gantsch  verfchillend  waren.  Purpura  vocatur  cuni~\  
 tulatim procurrente  roflro  cunkuli  latere  introrfus  
 tabulato  qua  proferatur  lingua  IX ,  61.  Lingua  pur*  
 purae  longitudine  digitalis  qua  pafcitur  perforanda  
 reliqua  conchylia  tanta  duritia  aculeo  ejl  IX ,   60.  
 Praeterea  clavatum  efl  ad  turbinem  usque  aculeis  in  
 wbem feptenis  fere  IX ,  61.  Don  a n t o n io   d’ u l -  
 lo a s   Reize  naar  Zuid-Amerika  verdient  hier  over  
 nageleezen  te  worden» 
 B la d z .  44  ( n ) .   ftaauwlijks  was  het  donker  
 geworden  o f  de  zee  vertoonde  rondom  ons  een  
 groot  bewonderingswaerdig  gezigt.  Zoo  verre wij  
 sien,  Itonden  fcheen  de  gantfche  Oceaan  in  vuur  te  
 zijn^Elke breekende  go lf was  op  den  top met  eenen  
 helderen  glans  verlicht,  die  het  licht  van  den  Phos-  
 phorus  geleek  en  langs  de  zijden  van het  fehip  veroorzaakte  
 het  Haan  van  de  go lf  eene  lijn  als  van vuur*  
 W ij  konden  ook  groote  lichtende  lighaamen  in  het  
 water  onderfeheiden,  die  z ig ,  dan  fnel,  dan  langzaam, 
   nü  in  eene  zelfde  rigting  met  het  fehip,  dan  
 weder  van  ons  w eg ,  bewoogen.  Somwijlen  zagen  
 wij  zeer  duidlijk  dat  deCze  lighaamen  de  gedaanten 
 Van 
 van  visfehen  hadden  en  dat  de  kleine  voor  de  groo-  
 ten  uit  den  weg  gingen.  Om  dit  wonderbaar  ver-  
 fchijnzel  naauwkeuriger  te  onderzoeken,  lieten  wij  
 eenen  emmer  zulk  lichtend  zee-water  op  het  dek  
 haaien;  men  bevond  dat  ontelbaare  lichtende  lig .  
 haamtjens van  eene  ronde  gedaante,  die  ’er met  groote  
 fnelheid  in  om  zwommen,  die  glinAerende  ver-  
 tooning  voortbragten.^  Na  dat  het  water  eene  wijl  
 tijds  gefta^n  had,  fcheen  het  getal  der  vonken  te  verminderen  
 5  maar  zoo  dra  wij  het  op  nieuw roerden ,   
 wierd  het weder  zoo  lichtend  als  van  te  vooren.  Ook  
 merkten wij  op  da t,  als  het  water  langzaatnerhand  
 ftil  wierd,  die  lichte  lighaamen  tegens  de  trillende  
 beweeging  o f  den  Aroom  van  hetzelve  zwommen,  
 alfchoon-zij,  bij  Aerk  roeren,  de  rigting,  in  welke  
 zig  het  water  dan  bewoog,  niet weder Aaan  konden ,   
 maar met  hetzelve  wierden  voortgefleept.  Om  nog  
 nader  te  bepaalen  o f  deeze  diertjens  een  eigen  vermogen  
 om  zig  te  beweegen  hadden,  dan  a f  hunne  
 beweeging  veelligt  enkel  van  het  flingeren  van  het  
 fehip kwame,  lieten  wij  den .' emmer  vrij  ophangen..  
 Deeze  proef  zettede  hunne  zelfAandige  beweeging-  
 kragt  buiten  allen  twijfel  en  bewees  tegelijk  dat  de  
 beweeging  van  het  water  het  lichten  wel' niet  voort-  
 brengt,  maar  egter  bevordert;  want  als  bet  water-  
 geheel Hil was ,  verminderde  het  vonken  langzaam«-?  
 hand  en  bij  de  geringde  beweeging  kwam  het weder  
 en  nam  in  even  dezelfde  evenredigheid  toe  als  (foeefc  
 ye  vermeerderde.  Terwijl  ik  het water met  de  hand^  
 omroerde,  bleef  een  deezer  heldere  lighaamtjens^ 5er‘  
 aan  hangen,  en  deeze  omAandigheid  maakte  ik mij;  
 ten  nutte  om  het  met  het  gewoon  glas. van  het ver*-«  
 beterd  mikroskoop  van  rasis d e n  t-e-  onderzoeken,»,  
 vytoonde het  z ig  van  eene.  kogelronde  gadamr-r