
 
		Ik  af  van  oploeven  en  deed  het  oostwaarts  een  
 weinig  zuidlijk  afvallen ,  terwijl  ik  overtuigd  was  
 datj  zoo  ’er  hier  omftreeks  enig  land  is,  het  
 Hechts  eert  eiland  van  Weinig  uitgelfrektheid  kan  
 zijn.  Ett  het  was  even  zoo  waarfchijnlijk  dat  ik  
 het  naar  het  Oosten  als  naar  het  Westen  zoude  
 vinden. 
 Terwijl wij  hier  oploefden,  namen  wij  alle  gelegenheden  
 waar  om  de  afwijking van  de  kompasnaald  
 Waarteneemen  en  bevonden  dezelve  van  27*  
 50'  tot 30°  26' West  te  zijn.  Waarfchijnlijk is  het  
 gemiddelde  van  deeze  twee  uiterfïen  naast  aan  de  
 Waarheid,  alzoo  het  meest  overeeuftemt  met  de  
 afwijking aan  boord  van  de Avontuur waargenoo-  
 men.  Bij  het  doen  van  deeze  waarneemingen  bevonden  
 Wij  dat*  als de  zon  aan  fluurboord  van  het  
 fchip  W'are,  de  afwijking  minst  was,,  en  als  zij  
 aan  bakboord  ware,  grootst.  Het  was  de  eerde  
 reis  niet  dat  wij  deeze  waarneeming  gedaan  hadden  
 ,  zonder  in  ftaat  te  zijn ’er  reden  van  te geeven.  
 Den  zevenden  des  morgens  ten  vier  uuren  deed  
 ik  dè  Avontuur  fein  vier  Engelfche  mijlen  van  
 mij  aan  fluurboord  te  blijven  en  bleef  O*  Z.  O.  
 lluuren*  Alzoo  het  een  fraaie  dag was,  liet  ik  alle  
 de  kooien  en  de  plunje  van  het  volk  op  het  dek  
 Uitfpreiden  om  te  luchten  en  het  fchip  tusfchen  
 deks  fchoon  maaken  en  berooken.  Op  den  middag  
 duurde  ik  eene  dreek  meer  zuidlijk,  zijnde  
 op  48°  49'  Zuider  Breedte  en  op  6i°48'Ooster 
 Éeng- 
 Lengte.  Des  avonds  ten  zes  uuren  riep  ik  de  
 Avontuur  tot mij  en  nam  tegelijk  verfcheiden  azi-  
 muths,  die  3I0  eB'Wester  afwijking opleverden.  
 ,Deeze  waarneemingen  konden  egter  niet  met  de  
 grootde  naauwkeurigheid gedaan worden,  ter  oor-  
 zaake van  het  fingeren  van  het  fchip,  door eene  
 zeer  hooge  westlijke  deining veroorzaakt. 
 Den  voorigen  avond  hadden  wij  bruine  meeuwen  
 of  Egmond-Haven-Hennen  gezien  en  dee-  
 • zen  morgen  vertoonde  zig  weder  eene.  In  den  
 avond en  verfcheiden  maaien  in den nacht hoorde  
 'men  pinguïns  en  in  den  morgen  van  den  agtften  
 met  den  dageraat  zag  men  verfcheiden  van  dezelve  
 en  tweeërleie  foorten  van  duikers,  naar  allen  
 fchijn  zulke  als  men  gewoonlijk  op  de  kust  van  
 Engeland  vindt.  Dit  deed  ons  peilen;  maar wij  
 vonden  geen’  grond  met  eene  lijn  van  twee honderd  
 en  tien vademen.  Wij  waren  nu  öp  de  Zuider  
 Breedte  van  490 53'  en  op  de  Ooster Lengte  
 'van  63°  39'.  Dit was  ten  agt  uuren.  Op  deezen  
 tijd  was  de  wind  door  her  N.  O.  naar  het Oosten  
 omgcloopen,  woei  eene  flerke  koelte  en was  ver-  
 zeld  van  dampig  weder,  dat  kort  daarop  in  eene  
 dikke  mist  veranderde  en  de  wind  liep  tegelijk  
 naar het Noord - Oosten. 
 Ik  hield  het  bij  den  wind  over  bakboord  en  
 bleef om  het  half uur  een  kanon losfen  tot op  den  
 middag,  wanneer  ik  fein  deed  om  te wenden  en  
 £ulks  ook  deed,  Doch,  alzoo  noch  dit  fein,  noch 
 een