
 
		om  dezelve  te  voldoen,  op  daaden,  aan  welke  zij  
 te  vooren  niet  zullen  gedagt  hebben  en  die,  volgens  
 onze  begrippen,  ook  niet  met  de  minfte  fcha-  
 duw van  eer en  gevoeligheid beftaanbaar  zijn. 
 Het  is  ongelukkig  genoeg  dat  alle  onze ontdekkingen  
 zoo  veele  onfchuldige  menfchen  het leven  hebben  
 moeten kosten.  Hoe  hard  zulks  ook  zijn moge  
 voor  de  kleine  onbefchaafde  volks-benden,  die  van  
 Europeaanen  opgezogt  zjjn,  zoo  is  het waarlijk  tog  
 maar  eene  kleinigheid ,  in  vergelijking  van  het  on-  
 herftelbaar  nadeel,  dat  deeze  ljun  door  het  omverre-  
 werpen  van  hunne  zedelijke  beginzelen  hebben  toe-  
 gebragt.  Ware  dit kwaad  enigermaate  daardoor  vergoed  
 dat men hen  waarlijk  nuttige  dingen  geleerd  of  
 de eene of andere onzedelijke en  verderflijke gewoonte  
 onderhen  uitgeroeid  hadde,  dan  zouden  wij  ons  
 ten minften  kunnen  trooften  met  de  gedagte dat  zij  
 aan  den  eenen  kant weder  zouden  gewonnen hebben  
 dat  zij  aan  den  anderen  kant mogten  verloren  hebben. 
   Maar ,  helaas 1  Ik  vrees dat  de  kennis  van  ons  
 den  bewooneren  van  de  Zuid-zee  over  het  geheel  
 nadeelig  geweest  zij  en  ik  ben  van  gevóelen  dat  die  
 volkeren  ?er  het  best  aan  zijn,  die  zig  altoos  van  
 ons  verwijderd  gehouden  en  uit  voorzigtigheid  en  
 mistrouwen ons  zee - volk  niet  vergund hebben  al  te  
 bekend  en te  vertrouwlijk met  hun  te  worden.. 
 Men  bragt  enige  van  deeze Wilden  in de  kajuit,  
 daar  de Heer  hodges  zig moeite  gaf  om  degeene  
 uittetekenen,  welker  gezigt  de  meest  fpreekende  
 trekken  had.  *  Tot  dat einde deeden  wij ons*best  om  
 hen  enige  oogenblikken  tot  ftilzitten te brengen,  terwijl  
 wij ihun  allerhande  beuzelingen  lieten  zien  en  
 gedeeltelijk  ook  fchonken.  Daar  bevonden  zig  voornamelijk  
 enige  bejaarde  mannen  met grijze  koppen* 
 gegelijk  
 ook  etlijke  jonge  lieden onder,  in  welker  gelaat  
 zeer  veel  uitdrukking  was.  De  laatfte  hadden  
 ongemeen  borftelachtig  en  dik  hair,  dat  hun  over  
 het  gezigt  hong  en  hun  natuurlijk  wild  aanzien  nog  
 wilder  maakte.  Zij  waren  bijna  alle  van eene mid-  
 delmaatige  geftalte,  en,  zoo  wel  in  kleur  als  in  
 dragt,  die  in  de  D o n k e r e   B a a i   volkoomen  gelijk.  
 Hunne klederen waren  van  de  vezelen  der  vlas-plant  
 gevlogten  ,  maar  niet  met  vederen  door wee ven,  
 maar,  in  plaats  van  dat,  was  de mantel  aan de  vier  
 hoeken met  ftukken  van  honden-vel  bezet,  een  fie-  
 raad,  dat men  in  de  D o n k e r e   B a a i  niet hebben  kon?  
 omdat daar  geene  honden, zijn.  Behalven  dat  droegen  
 zij ook,  om het  laat jaargetijde,  waarin het  weder  
 reeds  koud  en  regenachtig  begon  te  worden,  
 bijna  aanhoudend  hunne  B o g h i- B o g h i ,  dat een  ruu-  
 we mantel is ,.  die,  als  een  bundel  zaatnengebonden  
 i lr o ,  van  den  hals  over  de  fchouderen  afhangt.  
 Hunne  overige  klederen  waren  gemeenlijk  oud,  
 morsfig  en  niet  zoo  fijp  gewerkt  als  zij  in  de voo-  
 rige  reis  van  cook  befchreven  zijn.  _De  mannen  
 Jiadden  het hair havenloos  om  den kop hangen;  maar  
 de  vrouwen  droegen  het  kort  afgefneden  en dit  on-  
 derfcheid  fchijnt  doorgaans  bij  hen  in  acht  genoo-  
 men  te  worden.  Zij. hadden  ook  het  hoofd-cierfel  
 of  de  muts  van  bruine  vederen,  van  welke  in  
 cooks  eerfte  reize  gewag  gemaakt  is.  Toen  zij  
 een  paar  uuren  aan  boord  geweest waren,  begonnen  
 zij  te  fteelen  en  alles  ter  zijde  te  brengen  wat  
 hun  onder  de  handen  kwam.  Men  betrapte  enige,  
 die  zelfs  eenen  zand-laoper  van  vier  uuren,  eene  
 lamp,  enige  neusdoeken  en mesfen  weg  wilden  flee-  
 pen.  .  Om  deeze  diefftallen  jjet  de  kapitein  hen  het  
 fchip  uit  jaagen  en  hun  aanzeggen  dat  zij  niet we-  
 T   5  dér