
 
		twintigRen  deeden wij  de  feevert weder üit de  zei»  
 lén  en  haalden  de  bram-zeilen  bij,  terwijl  wij  
 Reeds  onze  koers  westwaarts  vervolgden  en  ver-  
 fcheideri  pinguins  ontmoeteden.  Op  den middag  
 bevonden  wij  ons,  volgens  waarneeming,  op  dé  
 Breedte  van  59°  12.'  en  op  de Ooster Lengte  van  
 190  i ',   dat  drie  graaden  westlijker  is dan wij  waren  
 toen  wij  eerst  het  ijs-veld  ontmoeteden,  zoO  
 dat  hét vrij  klaar is  dat  het aan  geen land vast was,'  
 gelijk wij  gegist hadden. 
 Naardien  ik  het  befluït  gènoomen  had  west-^  
 waarts  te  ftevenen  tot  de  middaglijn  van Befnijda-  
 nis - Kaap, mits wij geene beletzelen ontmoeteden,  
 naardien  de  aflland  niet meer  dan  tagtig mijlen  en  
 de  wind  günRig  was  en  alzoo  de  zee  tamelijk  vrij  
 Van  ijs  fcheen,  zond  ik öm  kapitein  f u r n e a ü x   
 om  hem  dit  bekend  te  maaken,  en  na  het  middagmaal  
 vertrok  hij  weder  naar  zijn  fchip.  Ten  
 een  uure  Huurden  wij  naar  een  ijs-eiland,  met  
 Oogmerk  om,  zoo  ’er  enig  los  ijs  rondom was,  
 wat  van  hetzelve  aan  boord  te  neemen  en  het tö£  
 zoet  water  te  maaken.  Ten  twee  uuren  legden  
 Wij  bij  dfgt  onder lij  van  het  eiland,  daar wij  niet  
 Vonden  dat wij  nodig  hadden,  maar wij  zagen zes  
 en  tagtig  pinguins  op  hetzelve.  Dit  Huk  ijs  was  
 omtrent  eene  halve  Engelfche  mijl  in  omtrek en  
 honderd  voeten  en  meer  hoog;  want  wij  lagen  
 enige  minuuten  onder  hetzelve  met  alle  de  zeilen  
 flap.  De  zijde,  waarop  de  ping-uins waren ,   liep 
 fchüinscfe 
 fchuinsch  van  de  zee  op,  Zoo dat  zij  ’er  op korfden  
 kruipen. 
 Het  is  een  aangenoomen  gevoelen  dat de  pinguins  
 nooit  verre  van  land gaan  en dat  zij  een  zee-  
 ker  teken  zijn  dat  ’er  land  in  de  nabuurféhap  is.  
 Dit zal naisfchien  doorgaan  daar geene  ijs- eilanden  
 Zijn;  maar daar  dceze  gevonden  worden,  kunnen  
 die  vogelen,  gelijk  ook  veele  andere,  Welk  zig  
 gemeenlijk  digt  bij  land blijven  onthouden,  eene  
 roest - plaats  op  deeze  eilanden  vindende y  door  
 dezelve  zeer verre  van  land gebragt Wöfdèri,  Men  
 zal  egter  zeggen  dat  zij  op  het  land  moeten  gaan  
 öm  te broeden,  dat  waarfchijnlijk  de  wijfjens  aldaar  
 waren,  en  dat  wij  hier  alleen  de ntannetjerts  
 zagen.  Dit  zij  zoo  het wil,  ik  zal  voortgaan  met  
 melding  van  deeze  vogelen  te  maaken,  zoo  dikwijls  
 wij  die  zagen  én  elk  eenen voor zig  zelveti  
 Jaaten  oordeelen. 
 Wij bleeven westwaarts  koers  höüderi  rrfeif eene  
 labber  koelte  uit  het  O. N.  O .,  zijnde het weder  
 fomtijds  vrij  helder  en  op  andere  tijden  dik  eti  
 dampig  met  fneeuw.  De  thermometer  Rond Zeden  
 enige  dagen  van  310  tot  36°.  Des anderen  
 daags  ’smorgens,  zijnde  derf  dertigRcn,  ten  negen  
 uuren,   fchooten  wij  eenen  vdn  de witte vogelen, 
   waarop  Wij  eene  Roep m  het water  lieten  
 vallen  om  hem  te  haaien,  en  fchooten  bij  die gelegenheid  
 een  pinguin,  die  elf  en  een  half  ponden  
 woog.  De witte  vogel  was  van  hét onweêrs- 
 IV.  D e e l ,  D  vo