'om wendden, terwijl de wind met vlaagen woei;
van fneeuwbuien verzeld*. Ten . agt uuren, het
weder wat bedaarder zijnde, deed ik fein aan dé
Avontuur van zeil temaaken en kort daarop maakten
wij ook zeil onder onze onder-zeilen en met
dubbel gereefde top-zeilen-. In den avond haalden
wij de top-zeilen en het groot zeil in en lagen
bij * onder de fok en de bezaan, op welken
tijd de thermometer op .36° ilond. De wind* dié
nog N. W. was, woei eene ftijve koelte met eenë
zeer hooge zee. In den nacht hadden wij eenë
Vrij fterke vorst met fneeuw»
In den morgen van den tienden maakten wij zeil
met onze onderzeilen en geheel gereefde top-zeilen
en deeden de Avontuur fein om zeil te maakeri
en vooruit te zeilen. Ten agt uuren zagen wij
feen ijs-eiland ten Westen van ons ( 4 ) , zijndë
toen op 50° 40' Zuider Breedte en z° o ' ten O*
.van de Kaap de Goede Hoop. Kort daarop bedaarde
de wind en wij deeden alle de reeven uit
de top - zeilen, hongen de blinde raa uit en zette-
de de bram-fteng weer op» Naardien het weder
dampig wierd, nep ik de Avontuur door een fein
onder mijne agterfteven; naauwlijks had hij daaraan
voldaan of de mist groeide zoo llerk aan, van
fneeuw met regen verzeld, dat wij een ijs-eiland *
waarop wij regt aan hielden * niet zagen* voor
wij ’er minder dan eene Engelfche mijl van af waren.
Ik giste dat het omtrent vijftig voeten hoog
eii
èn eene halve Engelfche mijl in omtrek groot
was; het was van boven plat en de zijden waren
loodregt, terwijl de zee ’er zeer hoog tegens brak.
Kapitein f u r n e a u x zag dit ijs in het eerst voor
kndaan en loefde ’er van af, tót ik hem door een
fein terug riep. Alzoo het weder mistig was* was
het nodig met voorzigtigheid voörtteftevenert ;* wij
reefden dan onze top-zeilen en peilden; maat
vonden geen’ grond met honderd en' vijftig vademen.
Wij hielden het zuidwaarts met den wind
N. tot den nacht, dien wij befteedden met korte
gangen te doen, dart den eenen weg en dan den
anderen met klein zeil; de thermometer Hond ge-
duurende deeze laatfte vier en twintig uuren van
365 tot 31 graadert.
Den elfden, des morgens met den dageraat,■
ftevenden wij zuidwaarts met den wind W ., hebbende
eene frisfe koelte, verzeld van regen met
fneeuw. Op den middag waren wij op de Zuider
Breedte van 510 50' en op de Ooster Lengte van
5u 9 3', daar wij enige witte vogelen zagen, om*
trent van de grootte van duiven, met zwartachtige
pooten en fnavels. Ik had die nog nooit gezien
en de Heer fors tér kende deZelvê niet/
Ik denk dat zij van het gedacht der onweert-vogelen
zijn en in deeZe bevrozeh zééën t’huis be»
hooren. Deezen dag zeilden wij tusfehen twéé
ijs-eilanden door* die op eenen kleinen afftanct
fan elkanderen lagen ( $ ).
.IV. D ei C fff