
 
		want  andere  wegen  zijn  hier  niet.  Van  rijdtuigefll  
 met  raderen  weet  men  hier  fe  lande  in  het  geheet  
 niet;  doch  in  de  Had  ziet  tnen  eene  foort  van  Heden  
 ,  welke  uit  twee  door  dwarshouten aan malkan-  
 deren  verbonden  planken  beftaan,  die  van  Vooren  
 eenen  fcherpen  hoek  maaken;  men  fpant  ’er osfea  
 voor en  bedient  ’er  zig van  om wijn-vaten  en  andere  
 zwaare  goederen  te  vervoeren. 
 Van wild  gevogelte  zijn  hier meer foorten  dan  van  
 ander wild,  van welk  anders  talrijk  geOacht  bet  ko-  
 nijn  alleen  de  plaats  bekleedt.  Wij  zagen  voornamelijk  
 den  Sperwer  (Falco  nifaf) verfcheiden Kraaien  
 (Corvus  corone')  Aakfters  ( Corvus  pica)  Bosch-  en  
 Veld  -  Leeuwrikken  ( Alauda  arvenfts  £?  arborea)   
 Spreeuwen  (Sturnus  vulgaris)  Geelvinken  (Embe-  
 riza  citrinelïa)  gemeene  en  Berg-Musfchen  CFrin-  
 pillet  domeftica &  montana )   geele Kwikftaeften  (Mo-  
 tacilla  flava')  Röodborstjens  (Motacilla  ruhecula')  
 en  wilde  Duiven  ,  welker  foort  wij  niet  bepaalen  
 konden;  ons kwam  ook  de Huis-Zwaluw  ( Hirumk  
 rufiica)  en  de  Gier-Zwaluw  ( Hirundo  apus)  voor  
 en  enige  Heeren  van  de  Engelfche  faftorij  verzee-  
 kerden ons  dat zij  ook nog  de Boeren-Zwaluw  ( Hirundo  
 ürhica)  gezien  hadden.  He  Zwaluwen  blijven  
 hier  den  gantfeben  winter  door  en  verdwijnen  
 bij  koud  weder  maar  een  paar  dagen,  geduurende  
 welke  zij  zig  in  de  klooven  der  rotfen  vejfteeken  en  
 bij  den  eerften  warmen  dag  koomen  zij  weder  te  
 voorfchijq.  De  roode  Patrijs  ( Tetrao  rufvs}  is  in  
 de  binnenfte  deelen  van  het  eiland  ook  gemeen,  
 denklijk  omdat  zij  daar  minder  dan  in  andere  ftree-  
 ken  geftoord  wordt.-  In  de  vogelen - vlugt  van  den  
 Heer  louc i i n an s   zag.  ik  den  Rood-bek  of  Se-  
 negali  ( Loxia  afirild>  gewoone  Vinken  ( FringtU* 
 eoelebs)   Distelvinken  ( Fringilla  carduelis)   Indiaan-  
 fche  Groenlingen  ( Fringitla  butyracea)   en  Kanarievogels  
 (  Fringilla  canaria )   die  alle ©p  het  eiland  gevangen  
 waren.  Tam  gevogelte  ,  als  Kalkoenen  ,   
 Ganzen,  Eenden  en Hoenderen  zijn  zeldzaam,  veel-  
 ligt  omdat  Jer  gebrek  aan  graan  is. 
 Daar  is  hier  geen  eenige  foort  van  Slangen;  inaar  
 alle  huizen,  wijnbergen  en  tuinen  krioelen  van  Ha-  
 gedisfen.  De  monnikken  van  een  kloofter klaagden  
 dat  z ij hun  veel  fchade  in  de  tuinen  deeden ;  om  hen  
 kwijt  te  worden  hadden  zij  eenen  grooteii  koperen  
 ketel  in  den  grond  gegraaven,  waarin  deeze  dieren *  
 die  altijd  om  aas  herom  loopen,  bij  honderden  Horteden  
 en  moeiten  Iterven,  omdat  zij  door  de  gladheid  
 van  het metaal  ’er  niet  weder  uit  konden  kruipen. 
 ,  Langs  de  kusten  van Madera  en  het  nabij  gelegen  
 Eiland  Sahages en  de, Ilhas  defertas  ontbreekt  het  de  
 ?ee  niet  aan  visfehen;  doch,  wijl  zij  nog  niet  toereikende  
 zijn  om  de  vasten  te  houden,  voeren hun  
 de  Engelfche  fchepen  van  Gothenburg  haring  en  van  
 Nieuw - York  en  andere  plaatfen  in Amerika  gezouten  
 visch  en  ftokvisch  toe.  . 
 Wij  zagen weinige  infekten;  wij  zouden  ’eregter  
 misfehien meer  gevonden  hebben ,  zoo  wij hier langer  
 gebleven  waren.  Zij waren  alle  bekende  en  zelfs  
 niet-  van  veele  onderfcheidene  foorten*  Ik moet  bij  
 deeze  gelegenheid  eene  aanmerking  maaken,  die  op  
 alle  eilanden  toepaslijk  is ^  welke  wij  op  deeze  reize  
 bezogt hebben.  Viervoetige  en  tweeflachtige  dieren  
 èn  infekten  zijn  op  die  eilanden ^  die  verre  van  het  
 vastenland  liggen,  niet  menigvuldig;  van  de  eerfte  
 iijn  ’ er  in  het  geheel  geene,  als  zij  ’er  niet  doof  
 »enfehen  gebragt  zijn  geworden.  Visfehen  en  vo- 
 P  &  £g»