
 
		N. W .,  in  den  morgen  van  den  vijfden,  en  Ste*  
 phens - Eiland  vier  mijlen  Z. W.  ten W.  van  ons  
 a f  lag,  vielen  onze  zeilen  tegens door  eenen Herken  
 oosdij ken  wind,  dat  ons  noodzaakte  zuidoostwaarts  
 opteloeven  en  tegens  den  wind  op  te  
 werken  onder Jackfons - punt.  De koers van  Steppens  
 - Eiland  tot  Jackfons-punt  is  ten  naaftea  
 bij  Z. O.  op Het  kompas  en  elf mijlen verre,  terwijl  
 de  diepte  van  het  water  omtrent  dertig  tof  
 twee  en  dertig  vademen  is  met  eenen  zandigen  
 grondl  Terwijl  wij  laveerden,  deeden  wij  verfcheiden  
 kanon -fchooten,  maar  zagen  geene  tekenen  
 van inwooneren.  In  den  agtermiddag,  ten  
 half drie ,  bevindende dat het  getij  het fchip  westwaarts  
 dreef,  ankerden  wij  met  een  werp-anker  
 in  negen  en  dertig  vademen  water ,  modder  
 grond;  Jackfons - punt  lag  Z. O. .£ O.  drie mijlen  
 van ons;  de oostlijke punt van eene  opening  ( omtrent  
 vier  mijlen  ten  Westen  van  Jackfons -punt  
 en  die  eene  goede  haven  fchijnt  te  zijn)   Z. W.  
 ten  W.  I  W.  Ten  agt  uuren  na  den  middag,  
 wanneer  het  getij  verflapte,  ligteden  wij  het anker  
 en  gongen  onder  zeil  (hebbende,  terwijl wij  
 ten  anker  lagen,  verfcheiden  visfchen  met  den  
 hoek  en  de  lijn  gevangen )   en  vonden  dat  het  getij  
 westwaarts  liep  met  de  fnelheid  van  derdehalve  
 knoop  in  een  uur.  Oostwaarts  koers houdende,  
 vonden  wij  geen’  grond  op  zeventig  vademen,  
 twee mijlen  N. N. W.  van  Jackfons-punt.  Deo 
 vol- 
 Volgenden  morgen  ten  agt  uuren  hadden wij  het  
 kanaal  open  voor  ons;  doch  de  wind  ons  tegen  
 zijnde,  waren wij  genoodzaakt  onder  den wester-  
 wal  op  te  laveeren, alzoo het  getij  daar fterk  gaat,  
 als  het  in het midden  van  het  kanaal  afloopt.  Ten  
 'tien  uuren,  het  getij  af  zijnde,  was  ik  genoodzaakt  
 met  het  plegt-anker  ten  anker  te  koomen  
 in  agt  en  dertig  vademen  water,  digt  bij  enige  
 witte  klippen,  zijnde  toen  Jackfons-punt  N.  
 W.  5  N .,  de  noordlijkfte  van  de  Gebroeders  O:  
 ten  Z.  en  het  midden  van  Ingang - Eiland  ( dat  
 dan  de  noord-zijde  van  de  Straat  ligt)  N.  O.  
 Wij  hadden  15°  3©'  oostlijke  afwijking  in  de  
 Straat.  Terwijl  wij  het  kanaal  inzeilden,  zagea  
 wij  de  toppen  van  hooge  bergen  met fneeuw  bedekt, 
   dat  ’er  het  geheel  jaar  op  blijft  liggen.  
 Toen  het  getij  verflapte,  ligteden  wij  het  anker  
 en  zeilden  het  kanaal  op',  en  den  zevenden,  omtrent  
 vijf uuren,  ankerden wij  in  Sehips-bogt,  
 op  tien  vademen  water, modder grond,  en  vertuiden  
 het  fchip  met  het  plegt-anker  naar  het  N.  
 -N.  O.  en  het  vertui - anker naar  het Z.  Z. W.  In  
 d«n  nacht  hoorden  wij  het  gehuil  van  honden  eii  
 volk  op  den  ooster- wal  fchreeuwen. 
 De  twee  volgende  dagen  wierden doorgebragt  
 met een Huk  grond  op  het  eiland Motuara fchoon  
 te maaken,  om  de  tenten  voor onze  zieken  opte-  
 zetten  (hebbende  toen  verfcheiden  van  ons  volk  
 aan  boord,  die  zeer  van  de fcheurbuik  aangedaan  
 j ü !  wa