zien ’er insgelijks als verbrand uit. Uit dit alles is
Het waarfchijnlijk dat dit eiland groote veranderingen
van het uitbreeken van vuurfpuuwende bergen
geleden hebbe en hetzelfde kan men misfchien
van de overige nabuurige eilanden zeggen, te meer,
wijl een derzelve, namelijk Fuogo, nog tot op den
huidigen dag uit eenen werklijk vuurfpuuwenden
berg befiaat. De binnen ’slands gelegen bergen
zijn hoog, ook fcheenen enige derzelve zeer fheil
en zij zuilen misfchien van oudere oorfprong zijn
dan de overblijfzelen van vuurfpuuwende bergen
aan de kusten, welke wij alleen konden onderzoeken.
Des avonds, naar boord gaande, moeiten wij
door het water waaden, dat egter niet zonder vrees
gefchieden kon, ter oorzaake van de haaien*, die in
menigte in deeze haven zijn. De kapitein, de fter-
Tekundigen en Huurlieden hadden den dag, met het
maaken van eene kaart van de haven doorgebragt
en daartoe fterrekundige waameemingen gedaan op
een klein eiland , dat in de haven ligt en, om de
menigte van kwakkelen, die ’er z ijn , Ilha dos 'Co-
dornizes o f het Kwakkel - E ilan d genaamd wordt. De
kommandant verhaalde ons dat, voor enigen tijd , de
officiers van een Fransch fregat op deeze zelfde plaats
waameemingen gedaan en verfcheiden uurwerken
van eene nieuwe uitvinding bij zig gehad hadden.
Dit was het fregat de Ijls geweest, onder bevel van
den Heer f l e u r i e u , aan wiens boord zig de
Heer p i n g r é bevond; het dag-verhaal van die
reis en de op dezelve gedaane Waameemingen zijn
in twee deelen in quarto uitgegeeven.
Op ‘ onze kruidkundige wandelingen hadden wij aldaar
enige planten van onder dpn Keerkring, maar
meest
tttëest van bekende foorten, gevonden; onder de
infekten, visfchen en vogelen daarentegens waren
enige nieuwe. Onder de laatfte behoorde voornamelijk
eene foort van paerl-hoenderen, die zelden
vliegen, maar des te fneller loopen en , als zij oud
z ijn , een zeer hard droog vleesch hebben. Kwakkels
en roode patrijzen zouden ’ er, naar het zeggen
der inwooneren, ook gemeen z ijn ; maar de merk-
waerdigfte vogel, dien wij hier vonden, was eene
foört van ijsvogel ( * ) . Hij voedt zig met groote
blaauwe en roode land-krabben, die zig alhier ia
menigte ophouden en in den droogen dorren grond
ronde en diepe gaten tot hunne wooningen maaken.
Onze matroozen kogten ’er vijftien o f twintig aapen,
die S t.'J a g o Aapcn o f Groeve Aapen ( f ) , Sïmw
Sabaea, genoemd worden. Zij waren wat kleiner
dan katten en van eene groenachtige bruine k leu r,
roet zwarte koppen en pooten. Zij hadden zakken
in den mond. De kuuren van deeze dieren waren
vermaaklijk genoeg , zoo lang dat fpel nog nieuw
was; maar hét duurde niet lang, en mén wierd hen
moede; mén floeg de arme dieren dikwijls op eene
wreede wijze van den eenen hoek van het fchip naar
den anderen en liet hen eindelijk uit gebrek aan.
versch voedzel van honger Iterven, zoo dat maar
drié derzelve levendig aan de Kaap kwamen.
Bladzd
Deeze zelfde foort wordt in Gelukkig A ra b ie gevonden.
Zie forskals Fauna Arabica; zoo ook in
Abysfinie. Zie de voortreflijke tekeningen van j. bruce»
( t ) De fchoone groene Meerkat, de Callitriche.