
 
		OP  H E T 
 [  Z E V E N D E   H O O FD STU K . 
 MB«saaasEsa 
 JEiïladz.  169  ( 1 ) .   Alzoo  de  ondiepten  kapitein  
 puftNEA ux  verfcheiden  reizen  genoodzaakt  hebben  
 ^ig  buiten  gezigt  van  de  kust  te  houden  en  ,  
 naardien  ’er  van  het  noordlijkst  eind  van  het  land,  
 dat door  hem  gezien  is ,  tot  aan  Hicks-Punt,  het  
 zuidlijk  eind van de ontdekkingen van kapitein  cook  
 met  de Endeavour,  eene  ruimte  van  twintig  gröote  
 zee-mijlen  is,  die  niet  is  gezien,  is  hetvnog  niet  
 zeekér  dat  ’er  geen  doortogt  tusfchen  Nieuw - Holland  
 en  Van  Diemens- Land is.  Wat  daarentegens  
 deeze mogelijke  affcheiding deezer  landen  weder on-  
 waarfchijnlijk  magkt  is  dit,  dat men  op  het  laatfte  
 land  viervoetige  dieren  gevonden  heeft,  die  men  
 anders  zelden  op  eilanden  vindt.  Dit  zij  zoo  het  
 wil,  geen  deel  der  waereld  verdient,  naar  allen  
 fchijn,  meer  een  onderzoek  dan  het  groot  vast  land  
 van  Nieuw-Holland,  wijl  wij  den  blooten  omtrek  
 jiaauwlijks  geheel  kennen  en  de  natuurlijke  rijkdommen  
 van  hetzelve  ons  enigermaate  nog  geheel  onbekend  
 zijn.  Van  de  inwooneren  weeten  wij niet veel  
 meer  dan  dat  zij  veel  ruuwer  dan enig  ander  onder  
 de heete  hemelftreek  woonend  volk  zijn  en moedernaakt 
 naakt  gaan;  ook  moeten  zij  flechts  in  klein  getal  
 zijn;  wijl,  naar  allen  fchijn,  alleen  de  kusten  bewoond  
 zijn.  Dit  land  is  dan  niet  anders  dan  als  
 eene nog geheel onbekende wildernis  te befchouwen ,  
 die  egter niet  kleiner kan  zijn  dan  geheel Europa  en  
 grootendeëls  onder  den  Keerkyng  gelegen  is  en die  
 dus,  zoo  wel  om  haare  grootte  als  ©m  haare  veel  
 beloovende  voortreflijke  luchtllreek,  zeer  veel  opmerking  
 verdient  en  hooge  verwagting  geeft.  De  
 menigte  zeldzaamheden  uit  het  dieren-  en  plantenrijk, 
   die  op  cooks  voorige  reis  enkel  aan  de  zeekusten  
 alhier  zijn  gevonden,  geeft  ons  recht  om  dit  
 te ,verwagten  en  maakt  het  bijna  onfeilbaar  zeeker  
 dat  de  binnen - ftreeken  oneindig  veel  fchatten  der  
 natuur  bevatten,  die  het  eerfte befchaafde  volk,  dat  
 zig  de  moeite  zal  geeven  die  optezoeken,  ten  deel  
 en  nuttig  zullen  worden.  Aan  den  zuid-westlijken  
 hoek  van dit  zoo  onbekend vast land  zal  veelligt eene  
 opening  in  het binnenfte des  lands  wezen;  want  het  
 is  niet waarfchijnlijk dat een  zoo  groot  land  tusfchea  
 de  Keerkringen  zonder  eenen  bevaarbaaren  grooten  
 vloed  zijn  zoude  en  het  bovengemeld deel  der  kust  
 fchijnt  tot  den  uitloop  van  zulk  eenen  vloed  in  zee  
 best  gelegen,  te  zijn. 
 Bladz.  176  (2 ) .  Die  aan  land  waren  hadden  de  
 aardbeeving  gevoeld,  doch  die  op  het  fchip waren,  
 waren’er  niets van  gewaar  geworden.  Deeze  aard-  
 beeving maakt het meer  dan  waarfchijnlijk  dat ’er of  
 nu  nog  vuurfpuuwende  bergen  op  Nieuw - Zeeland  
 zijn,  of  dat  zij  ’er  voorheen  waren,  want  deeze  
 beiden  groote  verfchijnzelen  fchijnen  fteeds met  el-  
 kanderen  verbonden  te  zijn.