
 
		vogelen  gedacht;  de  fnavel,  die  vrij  kort  is,  h   
 van  eene  kleur  tusfchen  zwart  en  donker  blaauw  
 en  hunne  pooten  en  voeten  zijn  blaauw.  Ik geloof  
 dat  zij  dezelfde  foort  van  vogelen  zijn,  welke  
 BouvET  zegt  gezien  te  hebben,  toen  hij  op  
 de  hoogte van Befnijdenis - Kaap  was. 
 Wij  bleeven  onze  wester  koers  houden  tot  agt  
 uuren  savonds,  wanneer  wij  N.  W.  Huurden,  
 de fireek waarin  ik  rekende  dat  die Kaap  lag.  Te  
 middernacht ontmoeteden wij  los  ijs,  dat  ons  kort  
 daarop  noodzaakte  te  wenden  en  zuidlijk  te  fluu-  
 ren.  Den  een  en  dertigften,  ’s morgens  ten  half  
 drie  uuren,  hielden  wij  ’er  weder  naar  toe,  met  
 oogmerk  om  enig  ijs in  te neemen; maar ditwierd  
 ondoenlijk  bevonden;  want  de  wind,  die  N.  O.  
 geweest was,  liep  nu  Z.  O.,  wies  tot  eene  frisfe  
 koelte  aan  en  maakte  zulk  eene  hooge  zee,  dat  
 het zeer  gevaarlijk  voor  de  fchepen  was in  het  ijs  
 te  blijven.  Het  gevaar  wierd. daarna  nog  groo-  
 ter,  toen  wij  in  het  Noorden  een  ontzagchelijk  
 veld  ontdekten,  dat  zig  van  het  N.  O.  door  het 
 O.  tot hef  Z. W.  ten W.  uitflrekte  verder  dan  het  
 gezigt  reiken  kon.  Naardien  wij  ’er  niet  boven  
 twee  of  drie  Engelfche  mijlen  vandaan,  en door  
 los  ijs omringd  waren,  was  ’er  geen  tijd  om  ons  
 te  bedenken.  Wij  lieten  het  terflond  voor  den  
 wind  wenden,  haalden  de  fchootenaan,  loefden  
 zuidlijk  op  en  raakten  ’er  dra  vrij  van,  maar  niet  
 zonder  verfcheiden  harde  fiooten  ontvangen  te 
 hebhebben  
 van  de  losfe  Hukken,  die  van  de  grootfle  
 waren',  en  tusfchen  welke  wij  een  zee-kalf  zagen. 
   In den agtermiddag  verhief de wind  zig zoo  
 Herk,  dat  wij  genoodzaakt  waren  de  top-zeilen  
 digt  te maaken  en  de bram-raas  te  flrijken.  Ten  
 agt uuren wendden wij  en Huurden  oostwaarts  tot  
 middernacht,  wanneer  wij,  op  de  Zuider Breedte  
 van  6o°  21'  en  op  de  Ooster  Lengte  van  130  
 22' zijnde,  weder westwaarts  Huurden*  • 
 Des anderen  daags,  zijnde  den  eerHen Janüary  
 tegens den middag,  verflapte  de Wind,  zoo  
 dat wij  top - zeilen met alle de  reeven  konden voeren; 
   maar  het  weder  bleef  nog  dik  en  dampig,  
 met  fneeuw  en  regen  met  fneeuw,  die  aan  het  
 wand  bevroos,  zoo  dra  het  viel  en  het  geheel en  
 al  met  ijzel  verfierde  ,  terwijl  de  thermometer  
 over  het  algemeen  beneden  het  vriespunt  Hond.  
 Dit weder bleef aanhouden  tot den  volgenden  dag  
 omtrent  den  middag,  op welken  tijd wij  op  590  
 1 2  Zuider  Breedte  en  90  45' Ooster Lengte  waren  
 ,  daar  wij  enige pinguins  zagen» 
 De  wind was  nu  naar  het  Westen  geloopen en  
 was zoo  bedaard,  dat wij  twee  reeven  uit  de  topzeilen  
 konden  doen.  In den  agtermiddag  kreegen  
 wij  de  maan  in  het  gezigt,  welker  gelaat  wij  
 Hechts eens  gezien  hadden  zedert  ons  vertrek  van  
 de  Kaap  de  Goede  Hoop,  waaruit  men  kan  oor-  
 deelen  ..welk  weder  wij  gehad  hadden  zedert  wij  
 die  plaats  verlaaten  hadden.  Wij  verzuimden niet  
 D  2  de