feafalt, waaruit de inboorlingen insgelijks «rijd-blj-
Z S i ' Z . H » * . vervaerdigen. Einde bjk vonden
wü ook, korf voor ons vertrek, nog en.ge tokken
van witachtigen puim-(teen aan bet tan d “ ‘ d“ “ j
beneffens de bovengenoemde bafalt-lava, ,
een onfeilbaar bewijs dar ’er in »
„og brandende bergen moeten wezen , of dat er tog
egter voorheen moeten geweest zijn.
Rladz. 180 ( 3)- Z*i «S™ ’er omtrent eVen T
uit als het volk in de Donkere Saai, egter met dit
onderfctaeid dat deeze reeds, van het begin minder
wantrouwend en bevreesd voor ons waren dan gee-
ne "Wij kogten hunne visfcben en deeden hun en -
« ‘ gefchenken. Zoo weinig zij zig bedagten om aan
boord te koomen, zoo weinig maakten zij ook zwaa-
righeid om ons in de kajuit te volgen en zi, zette-
den zig gerust met ons aan tafel en aten mede. Voor
t l en brandewijn betoonden zij eenen onoverwin-
liiken afkeer en wilden niets drinken dan water. Z j
waren zoo ongeiiadig, da. zij van onze tafe na,,
bet ruim liepen en daar bij de officieren weder van
vooren af aan mede aten en eene menigte water
dronken, dat men voor hun me. fuiker zoet maakte,
W«1 men wist dat zij daar ongemeen grettg^aar urnren.
Al dat zij zagen of bereiken konden ftond hum
Z \ maar zoo dra men hun maar ta h , .« n « ' t e
duidde dat wij het niet misfen kondeno^ wilden
legden zij het gewillig weder neder. Glazen fles
I I Z d e zij m m noemden, moeiten in hun oog
eene bijzondere waarde hebben; want z o o »
zij flechts enige in het gezigt kreegen» "**z* d
S naar en zeiden mokh, terwijl zij de hand op de
feorst legden , dat altoos beduidde dat zij iets wensc^
ten te hebben. Van glazen koraalen, linten * wit
papier en andere diergelijke beuZelingen maakten zij
geen werk, maar fpijkers en bijlen waren hun zeer
aangenaam , een bewijs dat zij de innerlijke waarde
deezet dingen door de ondervinding hadden leeren
kennen en Waardeeren en dit dé Onverfchilligheid,
die z ij, bij de eerfte aankomst Vati kapitein cooi e
alhier, daar voor lieten blijken$, enkel daarvandaan
kwam, dat zij van de nuttigheid en duurzaamheid
van het ijzerwerk toen nog geen begrip hadden.
Enige Van ons volk hadden de Vrijhèid gebruikt zig
na het middagmaal van hunne kano te bedienen, orrt
daar iiiede naar deh wal te vaarett * Waarover zij z ig
terftond in de kajuit bij den kapitein kwamen feeklaa-
gen; waaruit men zien kon dat zij begreepen dat de
kapitein oVer het vólk te béveelen had en daar hij
hun ook terftond gerechtigheid deed wedervaaren ent
de kan® terug geevén, keerden zij alle te» üiterfteii
Vergenoegd naar land.
Bladz. 180 ( 4 ) . Wij vonden de bergen in dit
gedeelte des lands niet zoo fteil als op het zuidlijk;
eind van Nieuw - Zeeland; maar zij waren bijna
doorgaans met hout bewasfeh en het was even zoo
digt en ondoordringbaar als in de Donkert Baai.
Daarentegens waren hier ottgelijk meer duiven, papegaaien
en kleine vogelen, die ten deele die koude
ftreekett in den winter verlaaten hebben en haar dee-
t t warmere deelen Zullen getrokken zijn. Oefter-
vangers o f Schol - aakfters en verfcheiden foorten van
Korlttorans maakten de kust zeer levendig, maar de
Eenden waren zeldzaam* Voor hét overige zijn ’er
in West Baai eene menigte fchoone bogten , die alle
goeden anker-grond hebben. Rondom loop en de
T a ber