
 
		lucht  op  3a0  Hond,  even  in  de  zee  gedompeld*  
 op  30° en na vijftien  of twintig minuuten  honderd  
 vademen  diep  gezonken  geweest  te  zijn,  opgehaald  
 zijnde,  op  340,  dat maar  a°  boven  her vriespunt  
 is.  Onze  Breedte  was  op  deezen  tijd  55“ 
 r   ( 8 ) . 
 De  dikke  mist  bleef  tot  twee uuren  in den  ag-  
 termiddag  van  den  volgenden  dag  aanhouden*,  
 toen  zij wat opklaarde en wijflevenden  zuidwaarts*  
 zijnde  den wind  nog  in  het N. W .,  met eene lab»  
 ber koelte.  Wij  hadden  niet  lang  zuidwaarts  gezeild  
 of wij  ontmoeteden  het  groot  ijs-veld,  dat  
 zig  van  Z.  Z. W.  tot  O.  uicflrekte.  Wij  lieven-*  
 den nu  langs  deszelfs  zoom,  maar  loefden,  toen  
 de  nacht  kwam,  noordwaarts  met  den  wind  W.  
 N. W .,  met  eene  labber  koelte  van  fneeuw ver-  
 zeld. 
 Den  zeventienden,  des  morgens  ten  zeven  
 uuren,  flevenden  wij  wederom  zuidwaarts;  maar  
 v  ik was  andermaal  genoodzaakt  het  draagende  te  
 houden,  om  het  ijs,  langs  welks  zoom  wij  tus*  
 fchen  O.  en  Z.  Z. W.  Huurden,  in  elke  baai  o f  
 opening  loevende,  in  hoop  van  eenen  doorgang  
 naar het  Zuiden  te  vinden;  maar wij  vonden  over»  
 al  het ijs gefloten.  Wij  hadden  eene  labher koekte  
 uit  het  N-  W.  met  fneeuw-buien.  Op  den  
 middag  waren  wij»  bij  waarneeming,  op  de  Zui-  
 der  Breedte  van  55°  16'.  In  den  avond  was  de  
 lucht  helder  en  fiil.  Wij zagen  gedurende  deezen  
 dag  veele  walvisfchen,  een  zee-kalf,  pin-  
 guins,  enige  van  de  witte  vogelen,  eene  andere  
 foort  van  onweêrs - vogel,  die  bruin  en  wit is  en  
 niet  veel van  den  gewoonen  onweêrs-vogel  ver-,  
 fchilt,  en  enige  andere  foorten,  die  ik  alreeds  heb  
 opgegeeven.  Wij vonden  den  zoom van  het los  ijs  
 meer aan Hukken  dan  gewoonlijk en  het  flrekte zig  
 tot op  enigen affland  buiten het groot veld uit,  zoodanig  
 dat wij  het grootfle  gedeelte  van  den  dag ’er  
 door  zeilden,  en  de  hooge  ijs-eilanden,  die  aan  
 de  andere  zijde  van  ons  waren ,  waren ontelbaar.  
 Ten  agt  uuren  peilden  wij,  maar  vonden  geen  
 grond  met  eene  lijn  van  twee  honderd  en  vijftig  
 vademen.  Daarna  loefden  wij  digt  bij  den wind  
 noordwaarts  op,  alzoo  wij  zien  konden  dat  het  
 ijs - veld  zig  tot  in  het  N. O. uitflrekte.  Maar dit  
 was  de  noordlijke  punt  nog  niet,  want  ten  elf  
 uuren  waren  wij  genoodzaakt  te  wenden  om dezelve  
 te  mijden. 
 Den  volgenden  morgen  ten  twee  uuren  Huurden  
 wij  wederom  noordwaarts  met  den  wind  uit  
 het N. W.  ten W .,  meenende  dat  wij  het  ijs  over  
 deezen  boeg  te  boven  zouden  zeilen;  maar  wij  
 hadden het Hechts  twee  uuren  over denzelven  gehouden  
 ,  wanneer  wij  ons  geheel  omfingeld vonden, 
   zijnde  toen  op  550  8'  Breedte en 24°  3' Lengte, 
   Den  wind  meer  noordlijk  loopende,  wendden  
 wij  en  flevenden  westwaarts  met  alle  de  zeilen, 
   die  wij  voeren  konden,  hebbende  eene  fris-  
 C  4  f t