*54 A A N T Ë K Ë N IN G E N op h e *
fcn onmerkbaar; want, wijl het grootfte gedeelte tfda
dezelve onder water is , kan het geweld van wind
en golven weinig indruk op dezelve maaken. Stroo-
tnen in zee zijn veelligt de voornaamfte kragten,
waardoor zij in ^beweeging gebragt worden; egtef
zal de kragt deezer ftrootiien niet fterk genoeg zijn
om dezelve in vier en twintig uuren twee Engelfche
mijlen verre voortteftuuwen. Dat wij ons op deezen
eerden togt naar de Zuid-pool van den oorfprong
Van dit drijvend ijs voorftelden, liep toen nog Hechts
op gisfingen u it, d ie, zonder verdere ondervinding *
ten hoogden voor waarfchijnlijk hadden kunnen op-
gegeeven worden; doch nu wij onze Reis om dé
"Waereld geheel volbragt hebben, zonder het zuidlijk
vast land te vinden, waaraan men in Europa
doorgaans geloofd h e e ft , zijn wij in onze voormalige
vermoedens verderkt geworden en houden
het thans voor meer dan waarfchijnlijk dat dit drijf-
ijs onmiddelijk in zee voortgebragt wordt, te meer*
daar het, volgens herhari^yWTeïïisïende proeven *
uitgemaakt is dat zee-water bevriezen kam
Dit drijf- ijs bewees ons ook dat ’er tusfchen dé
luchtdreek van het noordlijk en zuidlijk half - rond
een groot onderfcheid is. Wij waren midden in dé
maand.December, die in dit zuidlijk half-rond met
Juny bij ons overeenkoomt* Onze waargenoömené
Breedte was 510 5' Zuid , die omtrent met de Pools
hoogte van London overeenkoomt, en evetiwel hadden
wij reeds verfcheiden bergen van drijf-ijs ontmoet
en onze-thermometer dond op 36 graaden. Het
gebrek aan een vast land op het zuidlijk half-rond
fchijnt deeze grootere-koude van deeze waerelddreek
te veroorzaaken, in zoo verre hier* namelijk, niet
dan zee i s , d ie, als een doorzigtig vloeibaar lighsram
$
I BOETt, XI H O Ö FD STÜ It.
haam, de draaien der zon verflindt en niet terugkaatst,
gelijk op het noordlijk half-rond door het
aardrijk gefchiedt.
33 (5 )* Des namiddags voeren wij een
ijs-eiland voorbij, dat ten minden eene halve Engelfche
mijl lang was, en dat boven den wind van
ons lag. De thermometer op het dek, die ten twee
imren op omtrent 36 graaden gedaan had, was door
de fchoone zonne-fchijn tot op 41 graaden gerezen
; maar toen wij over het ijs kwamen, zonk hij
langzamerhand tot op graad en zoo dra wij het
voorbij waren, kwam hij weder op het voorig punt
van 41 graaden. Dit onderfcheid van vier graaden
gevoelden wij ook aan ons lighaam en wij zagen
hieruit oogfchijnlijk d a t, behalven de reeds aangê-
voerde oorzaak, deeze groote ijs-klompen insgelijks
het hunne bijdraagen om de lucht van deeze onaan-
genaame zeeën zoo koud te maaken. De golven
braken zoo geweldig tegens dat ijs -e ilan d , a ls o f
het eene onbeweeglijke vaste rots geweest ware, en
floegen, onaangezien het niet veel laager was dan
het eerst befchreven ijs-eilan d , ’ er evenwel zoo
hoog tegens, dat dikwijls het fchuim ’er verre over
heen fpattede, dat bij hetfchoon helder weder een
zeer fraai gezigt gaf. Het zee -wate r, dat dus op
iet ijs geworpen wordt, vriest daar waarfchijnlijk
va st, eene omftandigheid, die ongemeen dienftig is
om het ontftaan en het vergrooten van dezelve te
verklaaren.
Bladz. 34 (Ó ) . 'Jn het bijzonder zagen wij eenen
storm - vogel van de grootte van eene duif, geheel
wit met eenen zwarten fnayel en blaaiuvachtige pooien
,