
 
		hebben,  kan  nimmermeer en  op geenerleie wijze noch  
 veromfchuldigd,  noch  weder  goed  gemaakt  worden.  
 Zij  hebben  wel  het  boeten  van  hunne  lusten  gekogt  
 en  betaald j  maar  dit  kan  des  te  minder  voor  een® 
 fchaden  
 Heer  m a r i o n ,   die  in  het  jaar  1783  is  uitgegeevea,  
 geleezen  hadde. 
 De  Heer  m a r i o n   naderde  in  Maart  1772 Nieuw-Zeeland, 
   en  het  gedeelte van  de  kust,  dat hij  het eerst ontbaar*  
 de,  was  de  berg,  die  op  de  kaart  van  kapitein  c o o k   dé  
 Berg Edmont  genaamd  wordt ;  hij  (levende  noordwaarts de  
 West-kust langs,  Kaap Maria  van Diemen  om,  en  ankerde  
 eene  korte jvijl  in  eene  bogt  van  het  noordlijkst gedeelte  
 ,  kwam  den  derden  Mey  aan  Kaap Brei  aan  het noordoostlijk  
 gedeelte van  het noordlijk eiland en wierp den zesden  
 dier maand  in  de Eilanden - Baai  het  anker,  daar  het  volk  
 het  eerst  omgang  met  de  vrouwen  kreeg  en  daar de Heer  
 m a r i o n   en  agt  en  twintig  van  zijn  volk  (misfchien  uk  
 wraak voor  de mishandelingen,  door den Heer  d e   s u r  v i l l 
 e   dit  volk  aangedaan)  gedood  wierden.  Van  daar  vertrokken  
 zijnde,  deed  hij  geene  andere  plaats  in  Nieuw-  
 Zeeland meer  aan,  maar  (levende  de  Zuid-zee  in.  Ziet  
 hier nu wat  de Ridder  d u   c l e s m e u r ,   die,  na den  dood  
 van den Heer  d e   m a r i o n ,   het dagverhaal  vervolgd heeft,  
 omtrent  dit  onderwerp  zegt:  Nous  n'avons  trouvé  aucune  
 apparence qu'ils fitf ent fujets à  la Petite Vérole  ê? au mal  
 Vénérien. —   Il y  avoit  dans  nôtre  équipage plufieurs matelots  
 ,  attaqués  de  maux Vénériens,  qui ont  communiqués  
 avec  les  filles  du  païs.  Il efi à croire  que  les Européens,  
 qni ont  reçu  cette maladie  de  P Amérique,  l'auront portée  
 jusqu'à  ces  antipodes  de  l'Europe}  dat  is :  „  Wij  hebben  
 „   geen’  fchijn  gevonden  dat  zij  de Kinder- pokjens  en  dé  
 „   Venus-ziekte onderworpen  waren. —   Daar waren  onder  
 „   ons  volk  verfcheiden matroozen,  met Venus-kwaaien be- 
 „   finet» 
 § 
 ichadeloos-ftelliug  gelden,  wijl  zelfs  het  loon,  dat  
 zij  daarvoor  gegeeven hebben,  het ijzer - werk,  nieuwe  
 ftrafbaare  gevolgen  voortbrengt  en  de  zedelijke  
 beginzelen  van  dit  volk  vernietigd  heeft,  terwijl  die 
 fchan- 
 »>  finet, welke omgang met de meisjens-van dat  land gehad  
 ,,  hebben.  Het is waarfchijnlijk dat de Europeaanen, wel-  
 ,,  ke deeze ziekte  van Amerika  ontvangen hebben,  die  tot  
 m  bij  de  tegenvoeters  van  Europa  zullen  hebben  overge-  
 „  bragt. ”  Dit  is  een Heilig  getuigenis,  dat onverfchillig,  
 zonder enig oogmerk dan om de waarheid te zeggen,  fchijnt  
 nedergefchreven:  nu is  de vraag of deeze f kwaal,  welke de  
 matroozen  van  het fchip  van den  Heer mar i o n   in  Mey-  
 1772  aan de vrouwen van dit land mededeelden,  zig niet  in  
 Juny  1773,  dat  is  in  den  tijd  van  een  jaar,  in een  land,,  
 daar de luchtflreek voor  die  kwaal bevorderlijk  is,  daar de  
 kunnen,  ten minden de ongetrouwde, eenen vrijen omgang  
 met elkanderen hebben,  daar  het  volk een zwervend leven  
 leidt en denklijk  dikwijls  verre  weg  verhuist,  daar zij  aan  
 zigzelve  is  overgelaaten,  door  geene  middelen  wordt  tegengegaan  
 en  door  geene  leefregel  getemperd,  zig  konde  
 verfpreid  hebben  tot  aan  Koningin  Charlotte Kanaal,  dat  
 Hechts  omtrent  zes  graaden  van de Eilanden - Baai af ligt.  
 Zij die weeten  welken  fnellen  voortgang  deeze ziekte  kan  
 maaken,  en hoe  ligt  zij door eene dagelijks  werkende om.  
 Handigheid,  de  omhelzing,  wordt medegedeeld,  zullen de  
 mogelijkheid  daarvan niet  ontkennen.  Men  voege  nu  hier  
 bij  nog  deeze  aanmerking  dat,  zoo  de  Venus-kwaal  in  
 Nieuw - Zeeland  oorfpronglijk  beflaan  hadde,  dezelve ook  
 aldaar  zeer algemeen zoude hebben  moeten zijn en zoo wel  
 het  volk van kapitein  cook  in  1769 als van den Heer  d e  
 s.u r v i l l e ,  en die van den'Heer m a r i o n ,  welke otbe-  
 fmet  van  het  eiland  vertrokken  zijn,  aangeflooken zouden  
 hebben moeten wezen,  van  hetwelk  niets  blijkt;  vooral is  
 IV.  D e e l .  X  het