landers ongelijk meer bezaten dan wij anders ibij
hunne landslieden aangetroffen hadden. De kapitein
en zijn gezelfchap bemerkten dat t e i r a t u het
opperhoofd van alle deeze menfchen zijn moest;
want zij betoonden hem doorgaans veel eerbied;
maar waarin eigenlijk dit opperhoofdfchap beftond
kon men niet te weeten koomen. Lieden van jaa-
ren waren zij doorgaans gewoon eerbiedig te behandelen,
waarfchijnlijk om hunne langduurige ondervinding;
maar dat kon hier het geval niet z ijn ,
want zulke aanvoerers, gelijk ons t e i r a t u een
toefcheen, zijn fterke, wakkere lieden in den bloei
hunner jaaren. Veelligt egter weeten de Nieuw-
Zeelanders zoo goed als de Noord-Amerikaanfche
Wilden dat, bij het ontftaan'van eenen oorlog, eene
groote hoop menfchen eenen aanvoerer hebben moet,
op wiens grootere bekwaamheid en talenten de andere
hun vertrouwen en hunne hoop kunnen Hellen
en tot zulk eene post zijn zeekerlijk geene andere
gefchikt dan diergelijke jonge lieden, die nog vuur
hebben. Hoe meer wij den krijgshaftigen aart dee»
zer natie en de menigvuldige kleine partijen, waarin
zij verdeeld z ijn , in aanmerking neemen, des te
noodzaaklijker koomt ons deeze foort van regee-
ringsform voor. Zij moeten buiten twijfel ondervonden
o f ingezien hebben dat de bekwaamheden
van eenen aanvoerer niet erflijk zijn en bijgevolg niet
altijd van den vader op den zoon overgaan. Mis-
fchien hebben zij ook voorbeelden beleefd dat eene
erflijke regeering natuurlijker wijze tot een willekeurig
gezag leidt. X
Kapitein c ook vreesde dat de Indiaanen onze op
dit eiland aangelegde tuinen vinden en uit onkunde
verwoeHen zouden. Hij bragt ’er dan het opperhoofd
hoofd t e i r a t u ze lf henen, toonde hem alle de
verfchillende foorten van planten, maar bijzonderlijk
de aardappelen. Deeze fchèen de Wilde zeer hoog
te fchatten, en hij kende die ongetwijfeld reeds,
wijl ’ er een diergelijk gewas, namelijk de Virgini-
fche zoete aardappel ( Convtlvulus bat at as } in enige
ftreeken van het noordlijk eiland, op welk hij t’huis
behoorde, geteeld wordt. Hij beloofde den kapitein
ook dat hij den tuin niet verwoeften zoude,
maar alles onaangeroerd zou laaten Haan, groeijen
en vermenigvuldigen; met deeze belofte fcheidden
zij.
M
iLil
m
Ê(MfnUl
V 4 A A N -