
 
		gïootfte  zijn  zoo  groot  als een Moscovifche  eend*  
 met eene  zeer  fraaie  veelkleurige  tekening van vederen  
 ,  waarom  wij  die  de  gefchilderde  Eend  
 noemde;  beiden  mannetjen  en  wijfjen  hebben  
 eene  groote  witte  vlek  op  eiken  vleugel;  de  kop  
 en  hals  van  het wijfjen  is  wit,  maar  alle de andere  
 vederen ,  zoo  wel  als  die  op  den  kop  en den  
 hals van  den  yraard,  zijn van  eene  donkere verwis-  
 felende  kleur.  De  tweede  foort  heeft  bruine  vederen  
 met  helder  groene  vederen  iri de vleugelen  
 en  zijn  omtrent  zoo  groot  als  een Engelfche tamme  
 eend.  De  derde  foort  is  de blaauw-graauwe  
 eend,  van  welke  hier.  boven  melding  is  gemaakt  
 of de  fluitende  eend,  gelijk  fommige  haar  noem?  
 den naar  het  fluitend  geluid.,  dat  zij maakte.  Dat  
 bij  deeze  foort  het  aanmerklijkfte  is,  is  dat  d§  
 punten  van  hunne  bekken  zagt  en  van  eene  vel-  
 achdgé o f,  eigenlijker gezegd,  kraakbeenige  zelf-  
 Handigheid  is.  De  vierde  foort  is  wat  grooter  
 dan  een  taling  en  geheel  zwart,  uitgezonderd  dat  
 het  mannetjen  enige  witte  vederen  in  zijne vleugelen  
 heeft.  Van  deeze  foort  zijn  ’er maar weinige! 
  en wij  zagen  dezelve  nergens  anders  dan  ia  
 de  rivier  aan  het  boven-eind  van  de  baai.  De  
 jaatfte  foort gelijkt  yeel  naar  een  taling en  is,  naar  
 men mij  gezegd  heeft,  in  Engeland  zeer gemeen*  
 Het ander  gevogelte,  zoo  zee-  als  land-vogelen,  
 •zijn  dezelfde  die  in  het  gemeen  in  andere  deelen  
 Van  dit  land  gevonden  worden ,  uitgezonderd  der  
 .  blaau