Ip2 [Juny 1773] R E I Z E R O N D O M
NE G ENDE HOOFDSTUK .
'Koers van Nieuw - Zeeland tot Otahiti. Befchrïj-
ving van enige laage eilanden, denklijk dezelfde,
welke dóór dè b o u g a i&v Il l é gezien
zijn»
D e n zevenden, des morgens ten'vier naren,
den wind gunKiger vindende, fmeeten wij de touwen
los en ten zeven uuren ligteden wij het anker
en liepen in zee in gezeliehap van de Avontuur*
Wij waren niet zoo haast het kanaal uit of wij
kreegen den wind Zuid, zoo dat wij door de
Straat moeiten laveeren. Omtrent den middag
begon de eb in ons voordeel te gaan, hetwelk onze
gangen voordeeliger maakte, zoo dat des avonds
ten vijf uuren Kaap Pallifer op het eiland Eahei-
nomauwe Z. Z. 0 . 1 Z. en Kaap Koamaroo of de
zuid-oost-punt van het kanaal N. ten W. | W.
van ons af Jagen; kort daarop wierd het Kil en,
de vloed ons tegen zijnde, dreef ons Kerk noordwaarts
terug, Een weinig voor hoog water wierd
de kalmte gevolgd van een koeltjen uit het Noorden,
dat weldra tot eene Kerke koelte aanwies.
Deeze bragt ons met de eb, den volgenden morgen
ten agt uuren , geheel de Straat door, Kaap
P a k
Pallifer was nit Ö. N. Ö. van ons en op dén middag
N .‘ten W. zeven mijlën ( 1 f
Deëzen dag; op den middag ; het uurwerk va»
Arno ld willende opwinden j weigerde de fnels
te draaien, zoo dat wij, ha veele vergeeffche po-*
gingen, genoodzaakt waren het af te laaten loo*
pen.
Toen ik de Strüat uit Was, figtedë ik mijne
koers Z; O. ten O ., hebbende eene labber koelte,
doch Veranderlijk, tusfchen het Noorden en
het Westen. Alzöo de Zuid-Oosten winden; die
laatst géwaaid hadden; eene deining uit dië Kreek
Veroorzaakt hadden, die in enige dagën niet Kilde,
hadden wij weinig hoop van in dié Kreek
land te zullen ontmoeten. Wij bleeven ëgter Z. O;:
Kuüren en pasfcerden op den elfden de middaglijn
Van 1B0 graaden en kwamen dus in de' Wester
Lengte, volgens mijne rekening.
Den zestienden, ’s morgens ten Zéven uuren;
den Wind Z. O. geloopen zijnde, Wendden wij eri
loefden N. O ., zijnde nü op 47° 7 Zulder Breedte
en op 1730 Wester Lengte. Op deeze plaats
hadden Wij eene zwaare deining uit het Noordoosten.
De wind bleef uit het Z. O. en Z. Z. Ö. waaieti
en bloes bij tusfchenpoozen fris door; verzeld vaii
fomdjds fraai, fomtijds regenachtig weder tot den
twintigKen, op Welken dag, zijnde wij op dë
Zuider Breedte van 440 30'en op de Wester Leng-J
l IV.' D e e l . N