
ons volk te beletten hunne klederen van hun lijf
te verkoopen voor de geringde beuzelingen, voor
dingen, die noch nuttig, noch.merkwaerdig wa-
ren. Dit deed mij de vreemdelingen vroeger weg-*,
zenden dan ik anders zoude gedaan hebben. Toen
zij vertrokken, voeren zij over naar Mctuara,
daar wij, met hulp van onze verrekijkers, vier o f
vijf kanos en verfcheiden perfoonen op den wal
ontdekten. Dit deed mij met mijne floep over*
vaaren, van den Heer f o r s t e r en eenen van
de officieren verzeld. Wij wierden wel ontvan*
gen van het*opperhoofd en de geheele bende, die
«ie tusfehen negentig en honderd perfoonen be-
fïond, zoo mannen en vrouwen als kinderen, heb*
bende zes kanos en al hun huisraad bij zig, hetgeen
het waarfchijnlijk maakte dat zij gekoomen
waren om zig aan dit kanaal ter neder te zetten.
Doch dit is flechts eene giSfing; want het is bij
hen zeer gemeen, al gaan zij niet verre a f, dat
zij allen hunnen eigendom met zig neemen, alzoo
alle plaatfen hun eenerlei zijn, als zij hun flechts
het nodig onderhoud opleveren , zoo dat men
naauWlijks zeggen kan dat zij ooit van huis zijn,
waaruit wij gemaklijk reden kunnen geeven van
de verhuizing van die weinige gezinnen, welke
wij in de Donkere Baai vonden (6 ) .
Dus in kleine benden verfpreid leevende en
geen hoofd kennende dan de opperfte van het gezin
of de bende, wiens gezag maar zeer klein zal
zijn,
zijn, gevoelen zij verfcheiden ongemakken, aan
welke wel geregelde maatfehappijep, onder een
'enkel hoofd, of onder enigen anderen regeering-
vorm vereenigd, niet onderhevig zijn. Deeze
maaken wetten en reglementen voor hun algeméén
welzijn; zij zijn niet bedugt op de verfchijning
van eiken vreemdeling, en, als zij door eenen
openbaaren vijand aangetast worden,, of dezelve
eenen inval bij hen doet, hebben zij fterkten onj
zig in te bergen, daar zij zigzelve-, hunnen eigen-
:dom en hun land met-voordeel kunnen verdedigen,.
Dit fchijnt de toeftand van de meefte inwooneren
van Eahei- notnauwe te zijn, terwijl die van Ta-
yai -poenammoO) een zwervend leven bij kleine
benden leidende, van de meefte deezer voordeelen
'verftooken zijn, dat hen in eeuwigduurende ongerustheid
houdt. Wij vonden hen gemeenlijk op
hunne hoede, reizende en werkende, als het ware
> met de wapenen in de handen. Zelfs de vrouwen
zijn niet ontöaagen van de wapenen te draa-
gen, gelijk bleek uit mijne eerfte ontmoeting met
het gezin in de Donkere B a a i, daar elke van de
twee vrouwen met eene fpeer, niet minder dan
agttien voeten lang, gewapend was.
Ik ben tot deeze aanmerkingen gebragt, door
dat ik geen een aangezigt herkende van die ik hier
over drie jaaren gezien had. En het bleek ook
niet dat iemand van hun de minfte kennis aan mij
iiad, of aan iemand van mijn volk, die toen ter