naar het fcheen, door het geweld van het afftortend
water opgehoopt waren; boven deeze verhief zig
eene afhangende rei rotfen tot eene hoogte van bijna
honderd en vijftig voeten, en op deeze was een
loodregte muur van rots, vijf en zeventig voeten
hoog met groente en ftruiken overgroeid, geplaatst.
Verder ter regter-zijde zag men groepen van ge-
brooken rotfen met mos, varen*kruid, gras en allerhande
bloemen verfcheidenlijk gefchakeerd, terwijl
de ftroom, die tusfchen dezelve uit koomt, ter wederzijde
met bloemen bezoomd is , die door haare
hoogte van omtrent veertig voeten het water tégens
de ftraalen der zon befcbermen. Het^ gedruis van
den waterval is zoo hevig en wordt zoo fterk door
de nabuurige rotfen terug gekaatst, dat men daardoor
geen ander geluid onderfcheiden kan. Ook
fcheenen de vogelen ’er zig enigzints van verwijderd
te hebben; maar verder op deed zig de doordringende
ftem der lijsters, de grover toonen van den baard-
vogel en het betoverend gezang van verfcheiden
boomkruipers aan alle zijden hooren en maakten
de fchoonheid van deeze wilde romaneske plaats
volkoomen. Als wij ons van den waterval omkeerden,
zagen wij de ruime baai, met kleine hoog be-
wasfen boschrijke eilanden bezaaid , onder ons en
over dezelve aan de eene zijde het vaste land , welks
hooge met fneeuw bedekte bergen tot in de wolken
reikten; en aan de anderè zijde wierd het gëzigt door
den onoverzienbaaren Oceaan begrensd. Dit gezigt
is zoo bewonderenswaerdig groot, dat de taal uitdrukkingen
ontbreekt om de majefteit en fchoonheid
van dezelve, overeenkomftig de natuur, te befchrij-
ven en dat alleen het konst-penfeel van den Heer
hodc e s in la a t was diergelijke toneelen met meefter*
fterlijke beguichfcling voorteftellen. De Hukken vnn
deezen konftenaar doen zijne talenten en oordëels-
kragt zoo wel als de fmaak en keuze zijner bevorderaars
ongemeen veel eer aan.
Toen wij ons met dit pragtig fchouwfpel lang gei-
noeg verlustigd hadden, wendden wij onze aandacht
op de bloemen, die op deeze plaats den grond ver-
fierden en op de vogelen, die zoo vrolijk rondom
ons zongen. Wij hadden tot hier toe op geen eene
plaats van de baai de natuur in het planten- en dieren
- rijk zoo fchoon en rijk gevonden als hier. Mis-
fchien maakte de fterker breeking der zonne-Braaien
regens de fteile wanden der rotfen en de bedekking
regens de winden de lucht hier zagter dan op andere
plaat fe n , want de grond was op zigzelven niet beter
dan op andere plaatfen van de baai. Hij beftond
hier, gelijk overal, uit goede vrugtbaare aarde en
de rotfen en fteenen rondom den waterval waren
deels graniet-klompen ( Saxum) deels eene foört
van gedachtige talkachtige kleifleen, die door geheel
Nieuw • Zeeland zeer gemeen is.
Bladz. n 6 C s ) . De Zee-honden in deeze baai
zijn alle van de foort die men Zee-beeren noemt
([Phoca Urfina l i n n e i , Urfine Seal p e k n , Ouadr.
271) en die de Hoogleeraar s t e l l e r op Beringt-
E ilan d bij Kamfchatka eerst gevonden en befchre-
ven heeft. Zij zijn bij gevolg zoo wel in het noordlijk
als in het zuidlijk half-rond van den aardbol te
vinden. Aan het zuidlijk eind van Amerika en A fr ika
, gelijk op Nieuw - Zeeland en aan Van Diemens-
L a n d , vind men dezelve in menigte. Het eeoigst
onderfcheid tusfchen die, welke zig in de Dcnkere
Baai en die, welke zig bij Kamfchatka onthouden,
bè-
I v.'ll
i 'm
i i l
ifl
111
; ‘ Si
•fr«