
 
		•St.  Joan  ftaat,  en  verder de  gefteldhejd  van  de  (leen*  
 en  aard - foorten  en  eindelijk  de  voor befchreven  verdieping  
 overtuigden  mij  dat  hier  alles  eene  geweldige  
 verandering  van  het  vuur  moet  hebben  geleden. 
 Daar  zijn  Verfcheiden  beeken,  die  van  de hoogde  
 ftreeken  in  diepe  kloopen  afftroomende,  het  eiland  
 doorfnijden.  Maar  vlakten,  gelijk  andere  reizigers  
 Voor  ons  zouden  gezien  hebben  ( * ) ,   konden  wi]  
 hier  nergens  vinden.  In  de  bedden  der  beeken liggen  
 ,  op  veele plaatfen ,  eene menigte  groote  en  kleine  
 fteenen,  welke  het  water  uit  de  hoogelanden,  
 vooral  ’s winters  bij  Kerken  regen  of  bij  het  fmel-  
 ten  der  fneeuw,  naar  beneden  voert.  Het  water  
 wordt,  tot  bevordering  van  den  wijn-teelt,  door  
 dammen  en  kanaalen,  in  de wijnbergen geleid,  waar*  
 van ieder wijngaardenier  op  eenen  bepaalden  tijd  ge*  
 bruik  kan  maaken.  Enige  hebben  het voor  een  geheel  
 jaar ;  andereweeklijks  driemaalen,  andere twee*  
 maaien,  en  nog  andere  maar  eens.  Alzöo  door  de  
 heete  luchtftfeek  geen  wijnberg  zonder  bewatering  
 beftaan  kan,  kunnen  dezelve  ook niet  zonder  groote  
 hosten  en  dan  nog  maar in  zulke  ftreeken  aangelegd  
 worden,  daar  men  water  kan  krijgen  van  degeene,  
 die  genoeg  voor  het  gantfche  jaar en nog  overig  heb*  
 ben. 
 Daar  in  de  hooge  ftreeken  flegts  ergens maar  eeil  
 ftukjen  effen  lands  aantetreffen  is ,  of  door  handenarbeid  
 effen  gemaakt  kan  worden,  daar  planten  zij  
 Karaïbifche  kool  ( Arum  efcuhntum  l i n n e i )  en 
 om* 
 ( * )   Ziet de Engeïfche  reizen  om  de waereld door haw‘   
 'Kesworth  uitgegeeven, 
 omringen  het,   om  het  te  bewateren,  met  een  datn-  
 metjen  van  aarde,  omdat  deeze  plant  best  in  vogti-  
 ge  gronden  tiert.  De  bladeren  gebruiken, zij  tot  voeder  
 voor  de  varkens;  ,maar  de wortelen  worden  door  
 de  lieden  op  het  land  zelve  gegèeten.  Zoete  patatten  
 ( Convolvulus  Batatas  l i n n e i )  worden  insgelijks  
 daartoe  geplant  en  maaken,  benevens  kastan-  
 jen,  het. hoofd - artijkel  van  hun  voedzel  uit.  Van  
 de  laatfte  vindt  men  groote  bosfchen  in  de  hooge  
 landen,  daar  de  wijngaard  niet meer  groeit.  Tarw  
 en  garst wordt  ’er  ook  gezaaid,  voornamelijk  op  zulke  
 plaatfen,  daar  de  wijngaarden  van  ouderdom  verminderen, 
   o f daar  eerst nieuwe  geplant worden.  On-  
 dertusfchen  is  hun  gantfche  graan-oogst  naauwlijks  
 toereikende  voor  drie  maanden,  waarom  de  inwoo-  
 ners  zig  van  andere  levensmiddelen,  bijzonderlijk  
 van  Noord-Amerikaansch  koren  bedienen  moeten,  
 waarvan  ook  jaarlijks  veele  laadingen  ingevoerd  ea  
 tegens  wijn  ingeruild  worden.  Dit  gebrek  nu  koomt  
 gedeeltelijk  van  het  gebrek  aan  mist  en  gedeeltelijk  
 van  den  luien  aart  van  het  volk;  doch,   al  wierd  
 hier  de  akkerbouw  tot  de  hoogfte  volkoomenheid  
 gebragt,  dan  zelfs  zou  ’er  n o g ,  naar  het  uiterlijk  
 aanzien  ,  geen  graan  genoeg  gewonnen  worden.  
 Hunne  dorsch - vloeren  maaken  zij  cirkel-rond  ea  
 leggen  die  op  eenen  hoek  van  hun  veld  aan,  waartoe  
 de  grond  aldaar  gezuiverd  en  vast  gedampt  wordt.  
 De  fchooven  worden  in  de  rondte  gelegd  en  daar  
 wordt  een  vierhoekig  bord,  van  onderen  met  fcher-  
 pe  vuur-fteenen  bezet,  door  een  paar  osfen  over  
 getrokken.  Om  het  bord  zwaarer  te  maaken  gaat  de  
 osfen - drijver  ’er  boven  op  ftaan.  Hierdoor  wordt  
 het  ftroo  tot  hakzel  gebrookeh  en  het  koren  tegelijk  
 uit  de  airen  gehaald. 
 De