een van de voorige door de Avontuur beantwoord
wierden, hadden wij maar al te veel reden om te
denken dat wij gefcheiden waren, fchoon wij niet
in Haat waren te zeggen hoe het gekoómen was.
Ik had kapitein fu r n e a u x last gegeeven, ingeval
hij van mij mogt gefcheiden geraaken, drie
dagen te kruisfen ter plaariè daar hij mij laatst gezien
had. ik bleef dan korte gangen maaken en
om het half uur een Huk kanon afvuuren tot den
negenden in den agtermiddag, wanneer wij, het
weder opgeklaard zijnde, verfcheiden mijlen rondom
ons zien konden en bevonden dat de Avontuur
niet binnen de grenzen van onzen gezigt- einder
was. Wij waren op deezen tijd omtrent twee of
drie mijlen ten Oosten van de plaats daar wij ons
bevonden hadden, toen wij haar laatst z#gen, en
hielden het westwaarts met eene zeer llerke koelte
uit het N. N. W ., verzeld van eene hooge
zee uit dezelfde fireek. Dit, met eene verheffing
van wind, noodzaakte ons bij te leggen tot
den volgenden morgen ten agt uuren, geduuren-
de welken tijd wij niets van de Avontuur vernamen,
ichoon het weder vrij helder was en wij den
geheelen nacht waren voortgegaan met kanon-
fchooten te doen en valfche vuuren te branden.
Ik gaf het^an op om naar haar te zoeken, haalde
de zeilen bij, en Huurde Z. O. met eene zeer fris-
le koelte uit het W. ten N ., verzeld van eene
hoog? zee uit dezelfde ftreek,
Terwijl wij hier heen en wedervoeren, zagenf
wij dikwijls pinguïns en duikers, hetwelk ons deed
gisfen dat het land niet verre af lag; maar in welke
ftreek was ons onmogelijk te zeggen. Naaf
maate wij zuidwaarts vorderden, verloeren wij de
pinguins en de meefte duikers en ontmoetten, als
gewoonlijk, veele albatrosfen, blaauwe en groo-
te zwarte onweêrs- vogels of fcheer- waters en andere.
Den elfden op dén middag, en op 510 i^'Zui-
der Breedte en op 67° 2c' Ooster Lengte, ont-
moetteden wij wederom pinguins en zagen een’"
eier vogel * dien wij ook voor een teken van de
nabijheid van land houden. Ik bleef Z. O. ftuu-
ren met eene frisfe koelte uit het N. W ., verzeld
van eene lange holle deining en menigvuldige regen
hagel- en fneeuw- buien Den twaalfden, irr
den morgen, op de Zuider Breedte van 520 32*
en op de Ooster Lengte van 69° 47' zijnde, was
de afwijking van de kompas-naald 310 38' West.
In den avond op de Breedte van 530 y' en op de
Lengte van 7©0 50' was zij 320 33', en den volgenden
morgen, op de Breedte van 530 37 en op
de Lengte van 720 10', was zij 330 8' West. Toe
dus verre hadden wij aanhoudend een groot aantal,
pinguins om ons fchip gehad, die fcheenen te
verfchillen van die, welke wij bij het ijs gezien
hadden, zijnde kleiner met roodachtige fnavels en
bruinachtige koppen. Het zien van zoo veele van
dee