
 
        
         
		1823.  zieh  te  Sambas  bevindende  Chinezen,  alsmede  den  Pangeran  Ban-  
 d h a ra ,  wiens  trouw  hem  verdacht  voorkwam,  op  den  marsch  naar  
 Montrado  mede  te  nemen.  Bij  besluit  van  den  3dea  April  werden  
 deze  voorstellen  volmondig  door  den  Commissaris  beaamd,  terwijl  
 daaraan  oogenblikkelijk  gevolg  werd  gegeven  l). 
 Den  6 den  April  vertrok  de  luitenant-kolonel  van  Sambas  met  een  
 detachement  van  2 1 0   man,  ingescheept  in  den  schooner  Castor,  
 eene  kanonneerboot  en  eenige  praauwen,  om  zieh  te  voegen  bij  
 h e t  schip  Admiraal  Buyskes,  dat  met  de  versterking,  van  Java  en  
 Pontianak  aangebragt,  voör  den  raond  der  rivier  lag.  Tweehonderd  
 Chinezen  van  Sin-ta-kioe,  u it  L arah,  Seminis,  Sambas  en  Pamang-  
 kat  opgeroepen,  voegden  zieh  bij  de  expeditie  om ,  zoodra  de  troe-  
 pen  zouden  geland  z ijn ,  de  bagage,  vivres  en  ammunitie  te  dragen.  
 De  diensten  te  dien  einde  door  de  Chinezen  van  Montrado  zelven  
 aangeboden,  werden  geweigerd,  omdat  men  niet  wist  in  hoeverre  
 zij  te  vertrouwen  waren.  Vier  praauwen  en  200  man  onder  bevel  
 van  Radja  Akil  maakten  mede  deel  der  expeditie  uit. 
 Nadat  in  den  vroegen  morgen  van  den  9 den  al  de  vaartuigen  op  
 een  gegeven  sein  waren  onder  zeil  gegaan,  kwamen  zij  te  drie  ure  
 vöör  den  mond  der  rivier  van  Sinkawang  ten  an k er,  de  Admiraal  
 Buyskes  op  een  u u r ,  de  Castor  op  een  half u u r ,  de  kanonneerboot  
 op  een  vierde  uurs  en  de  praauwen  op  zeer  körten  afstand  van  
 den  wal.  De  troepen  werden  in  den  nacht  door  middel  der  kleinste  
 praauwen  ontscheept  en  bevonden  zieh  des  middags  van  den  
 1 0 den  te  Sinkawang  2) ,  met  uitzondering  der  artillerie,  die  echter  
 nog  des  avonds  volgde.  De  luitenant-kolonel  bevond  zieh  hier  
 thans  aan  het  hoofd  van  30   officieren  en  347  manschappen,  nog  
 vermeerderd  met  26   mariniers  en  een  metalen  drieponder  van  de  
 Castor  en  de  kanonneerboot,  die  onder  bevel  van  den  luitenant-ter-  
 zee  Spangenberg  de  expeditie  vrijwillig  vergezelden.  De  vrouwen  
 en  kinderen  hadden  Sinkawang  ontruimd  en  er  bevonden  zieh  
 slechts  6 0 0   ä  700  weerbare  Chinezen,  wier  hoofden  dadelijk  hunne  
 onderwerping  aan  den  heer  de  Stuers  kwamen  aanbieden.  Den  
 l l den  en  1 2 den  werd  te r  inwinning  van  berigten  te  Sinkawang  rust  
 gehouden,  terwijl  een  deel  der  troepen  en  der  Chinezen  onder  het 
 ')  De  Stuers  HS. I  bl.  57—6 2 ,  Verwikk.  bl.  30 5 ,  Mijer  1822  en  
 1 823,  bl.  174,  Tobias,  bl.  76. 
 s)  Yerg.  over  de/ligging  der  hier  en  vervolgens "genoemde  plaatsen  D.  
 I ,  bl.  101  vv. 
 bevel  van  Sing-sang,  tot  verbetering  van  den  weg  en  eenige  brug-  1823.  
 gen  naar  Koelor  was  vooruitgezonden.  In  we^rwil  daarvan  bleef  
 de  marsch  uiterst  bezwaarlijk  en  kostle  het  vooral  ongeloofelijke  
 moeite  om  den  drieponder  mede  te  slepen.  Toen  men  den  1 3 den  te  
 Pakotjin  op 2  uren  afstands  van  Montrado  aankwam,  waren  de kapi-  
 tein Komee  en  de  Sergeant-majoor Renaudin  aan  de  vermoeijenissen  
 bezweken  en  was  het  gebiedend  uoodzakelijk  de  troepen  weder  een  
 dag  rust  te gunnen.  Radja  Akil  en  een  klein  detachement  onder bevel  
 vau  den  luitenant Werner  waren  met  het  openhouden  der  com-  
 municatie  met  de  schepen,  längs  de  rivier  van  Sinkawang,  b e la s t!). 
 Den  1 5 den  des  morgens  te  acht  ure  kwamen  de  troepen  voor  
 Montrado.  Eene  Chinesche  deputalie  kwam  hun  onder  luidruch-  
 tige  muzijk  te  gemoet:  zij  bestond  echter  slechts  uit  gewone  
 mijnwerkers,  die  zieh  in  staatsie-kleederen  gedoscht  hadden;  niemand  
 der  hoofden  was  met  hen.  De  luitenant-kolonel  liet  hen  
 voor  zieh  uit  terugmarcheren  en  trok  alzoo  om  den  passar  naar  
 het  groot  kongsie-huis  der  vier  onder  den  naam  van  Fo-sjon  ver-  
 eenigde  mijngenootschappen.  llij  vond  hier  eenige  schrijvers,  maar  
 daaronder  geene  van  Tai-kong.  Nadat  het  kongsie-huis  verkend  
 was,  werden  de  Soldaten  er  in  gehuisvest;  men  vond  er  nog  eenige  
 wapenen  ,  waaronder  80  scherpe  klewangs,  verborgen.  Eenige  der  
 meest  schuldige  Chinezen  hadden  zieh  van  kant  gemaakt;  de  passar  
 was  wel  niet  geheel  verlaten,  doch  alle  vrouwen  en  kinderen  
 hadden  zieh  verwijderd.  De  luitenant-kolonel  hield  zieh  alsof  hij  
 over  alles  voldaan  was,  doch  eischle  dat  al  de  schrijvers  des  
 anderen  daags  te  tien  ure  zouden  opkomen  om  de  zaken  tot  een  
 schielijk  einde  te  brengen,  terwijl  hij  tevens  schriftelijk  opgaf wat  
 hij  dagelijks  aan  levensmiddelen  vorderde.  De  voornaamste  bewo-  
 ners  van  den  passar,  t.  w.  de  smeden  en  arakstokers,  liet  h ä   
 voor  zieh  komen  om  hen  gerust  te  stellen  en  te  bewegen  ook  
 de  gevlugle  bevolking  tot  den  terugkeer  over  te  halen.  Binnen  
 weinige  dagen  waren  dan  ook  alle  huizen  weder  bewoond  2). 
 Den  1 6 den  voegden  zieh  29  hoofden  bij  den  luitenant-kolonel,  
 onder  welke  ook  As-sam  ,  die  de  ziel  van  den  tegenstand  geweest  
 was,  de  ontruiming  van  Loemar  tegengehouden  ,  den  aanval  op  
 Larah  besluurd  en  aan  de  vredelievenden  groote  vrees  ingeboezemd  
 had.  Tot  blijk  van  onderwerping  werd  de  uitlevering  eener groote 
 *)  De  Stuers  HS.,  bl.  62—69,  Verwikk.,  bl.  3 0 5 ,  306.  
 sj  De  Stuers  HS.,  bl.  69,  7 0 ,  Verwikk.,  bl.  306.