
 
        
         
		1822.  vraagde  boete  van  1Ö0  tails  werd  dadelijk  betaald  en  later  als  
 gratificatie  onder  de  troepen  verdeeld.  Het  groot-zegel  der  kongsie  
 werd  reeds  in  het  begin  der  zamenkomst  aan  den  Commissaris  
 overhandigd;  in  de  vervanging  van  Panglima  Tjap  door  den  Kapi-  
 tein-Demang,  wien  de  heer  Tobias  als  aanstaand  opperhoofd  voor-  
 stelde,  gereedelijk  toegestemd;  en  de  voorwaarden  van  een  verbond  
 tusschen  be t  Gouvernement  en  de  kongsie  Lan-fong  vastgesteld  en  
 ten  papiere  gebragt.  Hierop  verwijderden  zieh  de  hoofden  eenige  
 oogenblikken  om  hunne  staatsie-kleederen  aan  te  trekken,  waarop  
 men  zieh  naar  den  tei-pe-kong  begaf  om  de  gesloten  overeenkomst  
 door  godsdienstige  plegtigheden  te  bezegelen.  Al  de  waslichten  
 voor  het  altaar  werden  ontstoken,  en  een  der  voornaamste  hoofden  
 la s,  nedergeknield,  een  afschrift  van  het  verbond,  dat  daarop  onder  
 een  offer  van  wijrook  werd  verbrand.  Een  tweede  afschrift  werd  
 verzegeld  aan  den  Commissaris  overgegeven,  die  daarop  aan  den  
 Kapitein-Demang,  als  nieuw  benoemden  P an g lim a ,  het  groot-zegel  
 der  kongsie  overhandigde  })$m 
 Onbeschrijfelijk  was  de  vreugde  der  Chinezen  over  dezen  vreed-  
 zamen  afloop  der  geschillen;  zij  verdrongen  elkander  om  den  
 Commissaris  te  danken  en  de  handen  te  drukken,  en  wijd  en  zijd  
 deed  zieh  een  vrolijk  gejoel  vernemen.  Na  den  ondergang  der  zon  
 werden  in  het  dorp  en  op  de  naburige  heuvelen  duizenden  lampen  
 te r  eere  van  Neerlands  Koning  ontstoken.  In  de woningen  beijverde  
 men  zieh  om  de  manschappen  en  het  verder  gevolg  van  den  Commissaris  
 te  onthalen,  terwijl  de  gansche  kampong  van  de  meer  
 luide  dan  behagelijke  toonen  der  Chinesche  muzijk  weergalmde  2). 
 Inmiddels  had  de  Commissaris,  /le   zaken  als  geschikt  beschou-  
 wende,  order  gegeven  dat  zieh  de  troepen  tegen  den  volgenden  
 dag  tot  den  afmarsch  zouden  gereed  houden.  Daar  het  bovendeel  der  
 rivier  van  Mandor  zeer  smal  en  kronkelend  en met  takken  overgroeid  
 i s ,  konden  zieh  de  troepen  eerst  na  een  marsch  van  een  paar  uren  
 inschepen.  De  noodige  vaartuigen  werden  door  de Chinezen  geleverd,  
 en  al  de  hoofden  van  Mandor  volgden  den  Commissaris  naar  Pontia-  
 n a k ,  om  daar  hunne  aanstelling  bij  Gouvernements-acte  te  ontvan-  
 gen.  De  onzen  bespeurden op  drie  uren  afstands  van  Mandor,  aan  den  
 regter-oever  der  rivier,  eene  benting  die  haar  geheel  bestreek,  en  het 
 ’)  Tobias,  bl.  93,  Mijer  1822  en  1823,  bl.  168.  Het  vignet  op  den  
 titel  van  dit  deel  vertoont  bet  portret  van  den  nieuwen  Panglima.  
 s)  Tobias,  bl.  93,  94.  . 
 f(/P—I /t  '¿¡e;/uL m  ^         HK 
 bleek  dus  hoe  bezwaarlijk  het  zou  geweest  zijn  de  Chinezen,  zoo  zij  
 wedrstand  hadden  willen  bieden,  van  deze' zijde  te  naderen.  Thans  
 echter  ondervond  men  geene  vijandige  gezindheden  dan  van  den  
 kant  van  een  talloozen  zwerm  apen,  d ie,  u it  hunne  ru st  opge-  
 sch rik t,  onze  troepen,  van  tak  tot  tak  springende,  meer  dan  een  
 u u r  ver  vervolgden.  Den  26 stea  was  de  divisie,  2 4   uren  na  haar  
 vertrek  van  Mandor,  te  Pontianak  teruggekeerd.  Den  hoofden  werd  
 hunne  aanstelling  uitgereikt,  en  acht  dagen  lang  werd  de  geluk-  
 kige  afloop  met  aanhoudende  feesten  gevierd,  waaraan  men  de  onzen  
 dringend  verzocht  deel  te  nemen,  en  die  door  schier  niet  eindi-  
 gende  salvo’s  van  telkens  drie  schoten  u it  kleine  ijzeren  stukken  
 werden  opgeluisterd.  En  inderdaad,  geen  enkele  droppel  bloeds  was  
 op  dezen  togt  g e stört,  en  zoo  wij  van  onze  zijde  ons  vleijen  mog-  
 te n ,  het  beoogde  doel  met naauw  noemenswaardige  opoffering bereikt  
 te  hebben,  de  Chinezen  hadden  niet minder  reden  om  zieh  te Verheugen  
 dat  zij  het  gevaar  eener  strenge  tuchtiging,  die  hunne welvaart  
 voor langen  tijd  zou gestremd hebben,  zoo  gelukkig waren ontkomen1). 
 Dan  nu  hieven  nog  de  zaken  met  de  Chinezen  van  Sambas  te  
 regelen  over.  De  Commissaris  stelde  zieh  daarvan  veel  minder  be-  
 zwaar  voor,  doch  de  uitkomst  leerde  dat  hier  inderdaad  veel  groo-  
 te r  moeijelijkheden  te  overwinnen  waren.  Om  ons  den  stand  van  
 zaken  aldaar  te  kunnen  voor  den  geest  plaatsen,  moeten  wij  ons  
 de  twisten  herinneren  die  sedert  18 2 0   tusschen  de  partijen  van  
 Tai-kong  en  Sin-ta-kioe  woedden  2) ,   en  de  instructie  door  den  
 Commissaris  Tobias,  tijdens  zijn  eerste  verblijf op  Borneo,  aan  den  
 resident  van  Grave  gegeven,  om  zieh  van  alle  bemoeijing  met  de  
 onderlinge  geschillen  der  Chinezen  te  onthouden  3).  Aan  dit  bevel  
 was  geene  gehoorzaamheid  betoond.  Naauwelijks  had  de  Commissaris  
 in  Maart  1 8 2 2   de  Westkust  v e rla ten,  of  de  onderliggende  
 partij  van  Sin-ta-kioe  wendde  zieh  tot  den  Sultan  van  Sambas  met  
 dringende  beden  om  hulp  en  wist  hem  door  groote  beloften  daartoe  
 over  te  halen.  Ook  de  resident  meende  dat  het  in  het  belang  
 van  het  Gouvernement  was,  de  zwakkere  partij  te  handhaven  tegen-  
 over  de  sterkere,  die  anders  welligt  gevaarlijk  worden  kon.  Om  
 aanvankelijk  eene  minnelijke  schikking  te  beproeven,  begaf  zieh  de  
 Sultan,  door  den  secretaris van den resident vergezeld,  naar Montrado. 
 ä)  De  Stuers  HS.,  bl. 1 8 ,  19,  Tobias,  bl.  70. 
 s)  Zie  boven,  bl.  "84. 
 *)  Zie  boven,  bl.  100.