
 
        
         
		1823.  Larah  Tai-kong  (Bankajang)  plaatste  de  luitenant-kolonel  een  post,  
 opdat  de  plaats  niet  door  de  Dajaks  zou  vermeld  worden  *). 
 Inmiddels  had  de  Gommissaris  Tan-po-ko  en  de  overige  hoofden  
 van  Sambas  naar  Montrado  teruggezonden,  waar  zij  nagenoeg  op  
 hetzende  tijdstip  als  de  vlugtelingen  van  Larah  aankwamen.  Door  
 de  meest  opgewondenen  werden  zij  mishandeld  en  geplunderd,  
 maar  de  meer  gematigden  verzochten  hen  om  nogmaals  hunne  
 bemiddelaars  te  zijn  bij  het  Gouvernement.  Onzeker  wat  te  doen,  
 schreven  de  hoofden  van  Fo-sjon  den  2 3 ate»  Januarij  een  brief  aan  
 den  luitenant-kolonel  en  den  resident  te  L a ra h ,  met  de  vraag  
 »waar  de  heeren  de  zaken  geliefden  af  te  doen,”  terwijl  zij  zieh  
 bereid  verklaarden  tot  verdere  onderhandeling  op  elke  plaats  die  
 hun  zou  worden  aangewezen.  De  luitenant-kolonel  gaf  ten  ant-  
 woord  dat  zij  zieh  weder  te  Sambas  bij  den  Gommissaris  hadden  
 te  vervoegen,  waarop  deze  hoofden  andermaal  van  Montrado  ver-  
 trokken  en  den  6d“   Februarij  te  Sambas  aankwamen  2). 
 Het  zou  thans  van  de  verdere  houding  der  Chinezen  afhangen,  
 of  nog  een  togt  naar  Montrado  zelve  zou  ondernomen  worden,  die  
 echter  in  ieder  geval  slechts  van  de  zeezijde  kon  worden’  be-  
 proefd.  Het  was  niettemin  volstrekt  noodig  een  post  te  Larah  te  
 behouden,  totdat  de  zaken  volkomen  zouden  geregeld  zijn.  Hon-  
 derd  m a n ,  waaronder  6 0   Europeanen,  werden  daartoe  voldoende  
 geacht.  De  luitenant-kolonel  stelde  deze  bezetting  onder  de  bevelen  
 van  den  pas  van  Pontianak  aangekomen  kapitein  Trip,  en  vertrok,  
 op  verzoek  van  den  Commissaris,  den  l a‘<*  Februarij  van  Larah  ,’  
 de  ondiepe  klipachtige  rivier  van  Ledo  op  een  door  twee  Dajaks  
 gevoerd  vaartuigje  afzakkende  tot  hij  de  kleine  flotilje  aan  haren  
 mond  bereikte.  Op  dezelfde  wijze  volgende  kwamen  de  overtol-  
 lige  troepen  allengs  te  Sambas  te ru g ,  terwijl  ook  de  kanonneerboot  
 Ledo  weder  verlief. 
 Met  Tan-po-ko  en  zijne  medgezellen  werden  thans  nieuwe  onder-  
 handelingen  aangeknoopt.  De  Commissaris  eischte  de  uitlevering  
 van  1 0 0   voorvechters,  200  stuks  geschut  en  2 0 0   vaatjes  buskruid  
 en  eene  boete  van  4 0 0   thail  goud.  De  eerste  eisch  werd  geheel  
 ontweken;  den  tweeden  en  derden  boden  zij  aan  met  omtrent  een 
 )  ,J?e  ®tuers  HS.,  bl.  37—4 8 ,  Mijer  1822  en  1823,  bl.  169  172 
 Verwikk.,  bl.  304,  Tobias,  bl.  75. 
 Atr  D,6  ^ erS  ? S' ’  bL  48 >  en  een  losse  biJIage  Chinesclie  brieven  bevattende. de  vertaling  eeniger  
 achtste  te  voldoen  ;  omtrent  den  vierden  werd  deels  verzachlimÖr  * 1823. 
 deels  uitstel  gevraagd.  De  Commissaris  begon  nu  in  te  zien  dat  
 geene  toenadering  der  Chinezen  zonder  verdere  strenge  maatregelen  
 te  wachten  Was,  dat  de  hoofden  zelven  niets  op  de  opgewonden  
 mijnwerkers  vermogten,  en  d a t,  hoe  vele  welgezinden  of  onver-  
 schilligen  er  ook  nog  wezen  mogten,  de  ergste  heethoofden  het  
 beleid  der  zaken  in  handen  hadden.  Dezen  stelden  zieh  niets  minder  
 voor  dan  ons  geheel  van  Sambas  te  verdrijven,  den  Sultan  van  
 Sambas  af  te  zetten  en  zijn  broeder  op  den  troon  te  plaatsen.  De  
 heer  Tobias  besloot  dus  tot  eene  expeditie  naar  Montrado,  waar-  
 voor  echter,  na  de  vroegere  terugzending  van  een  deel  der  expéditionnaire  
 troepen  naar  Java  en  de  verzwakking  der  overgeblevenen  
 door  ziekte  en  sterfgeval,  geene  genoegzame  magt  meer  voorhanden  
 scheen.  Ook  de  luitenant-kolonel,  ofschoon  zieh  bereid  verklärende  
 des  noods  met  de  op  Borneo  beschikbare  strijdkrachten  den  togt  
 naar  Montrado  te  ondernemen,  a chtte,  om  niets  te  wagen,  het  
 aanvragen  van  versterking  raadzaam.  De  Commissaris  vertrok  te  
 dien  e in d e ,  reeds  den  9 den  Februarij  ,  in  het  diepst  geheim  naar  
 Java,  terwijl  werd  uitgestrooid,  dat  hij  naar  Pontianak  was  gezeild  
 en  zieh  vandaar  naar  de  Karimata-eilanden  zou  begeven.  De  Chi-  
 nesche  hoofden  die  zieh  te  Sambas  bevonden,  werden  in  het  oog  
 gehouden,  ofschoon  zij  eene  bijna  volkomene  vrÿheid  genoten  1). 
 Intusschen  zaten  de  Chinezen  te  Montrado  niet  stil  en  hun  ge-  
 drag  toonde  weihaast  dat  de  maatregel  om  hen  in  hunne  hoofd-  
 sterkte  op  te  zoeken  inderdaad  van  gebiedende  noodzakelijkheid  was. 
 Den  1 6 den  Februarij  en  volgende  dagen  kreeg  de  luitenant-kolonel  
 berigt  dat  die  van  Montrado  zieh  gereed  maakten  om  den  post  
 te  Larah  aan  te  vallen  en  zieh  weder  in  het  bezit  der  ontruimde  
 landen  te  stellen,  hetgeen  groote  onrust  verwekte  bij  de  ons  toege-  
 dane  Chinezen  ,  die  zieh  gedeeltelijk  weder  in  hunne  vroegere  be-  
 ziltingen  hadden  nedergezet.  De  heer  de  Stuers  voedde  echter  omtren 
 t  het  lot  van  kapitein  Trip  geene  ongerustheid,  daar  hij  wist  
 dat  deze  van  de  bedreigingen  der  Chinezen  onderrigt  en  op  zijne  
 hoede  was.  Op  den  2 8 sten  F eb ru a rij,  ’s morgens  te  half  a c h t,  werd  
 werkelijk  aan  kapitein  Trip  geboodschapt  dat  die  van  Montrado  in  
 grooten  getale  van  Bankajang  (Larah  Tai-kong)  in  aantogt  waren.  
 Dadelijk  maakte  hij  zieh  tot  tegenweer  gereed  en  wachtte  gerust  de 
 ')  De  Stuers  HS.,  bl.  48—53,  Mijer  1822  en  1823,  bl.  172,  Verwikk.  
 bl.  30 4 ,  30 5 ,  Tobias,  bl.  76.