
 
        
         
		VIERDE  HOOFDSTUK. 
 Geringe  bekendheid  van  de  godsdienstbegrippen  der  Dajaks.  —  De  Djewa-  
 la’s.  —  Dajaksche  droorn  en  offerfeest,  volgens  een  verhaal  van  den  beer  G.  
 Müller.  —  De  godsdienst  der  Dajaks  eene  vergoding  van  de  krachten  der  na-  
 taur.  —  Voornaamste  godheden  der  Dajaks  van  bet  Kapoeas-gebied.  —  Han-  
 toes.  —  Kosmogonie.  —  Ampalongs.  —  Beteekenis  aan  droomen  gehecht.  —  
 Voorteekenen  nit  de  vlogt  en  het  gefluit  van  vogelen.  —  Tali  penerit.  —-  
 Bijgeloof  ten  aanzien  van  sommige  dieren  en  planten.  —  Famali.  —  Godsge-:  
 rigten.  —  Begrippen  aangaande  een  toekomend  leven.  —   Voortgang  van  den  
 Islam  onder  de  Dajaks. 
 Men  mag  verwachten  dat  de  godsdienstbegrippen  der  Dajaks  de  
 bijzondere  aandacht  der  zendelingen  zullen  gelrokken  hebben;  dat  
 zij  niet  verzuimd  zullen  hebben  te  onderzoeken,  of  met  hun  bijgeloof  
 ook  enkele  voorstellingen  verbonden  z ijn,  die  tot  grondslag  en  
 aanknoopingspunt  der  verkondiging  van  eene  zuiverder  godsdienst  
 kunnen  dienen.  Inderdaad  hebben  wij  aan  de  Jieeren  Becker  en  
 Hupe  naauwkeurige  berigten  omtrent  de  godsdienst  der  Dajaks  te  
 danken  x) ,  maar  zij  hebben  weder  alleen  tot  de  Bejadjoe’s  van  
 Poelopetak  betrekking;  en  ook  in  dit  opzigt  bestaat,  bij  vele  pun-  
 ten  van  overeenkomst,  toch  ook  zooveel  verschil  tusschen  de  on-  
 derscheidene  stammen,  dat  wij  hunne  mededeelingen  in het algemeen  
 geenszins  als  ook  voor  de  Westkust  geldig  beschouwen  kunnen.  
 Hier  nu  zou  men  meenen  de  gaping  in  onze  kennis  door  de  be- 
 1)  Becker  P.,  bl.  435—4o5,  Hupe,  bl.  127  w .;   vgl.  ook  Schwaner  
 B .,  I ,   bl.  175—185.  Op  de  godsdienst  der  Dajaks  van  Poelopetak  heeft  
 klaarblijkelijk  de  Islam  eenigen  invloed  geoefend,  want  de  naam  bunner  
 hoogste  godheid,  Ha-tala  of  Hala-tala,  is  kennelijk  eene  verbastering  van  
 de Arabische  uitdrkking  //Allah  Taala”  (d.i.  de  allerhoogste  God),  welke  op  
 soortgelijke  wijze  ook  door  de  Solorezen  tot  La-tala  wordt  verminkt.  Zie 
 S.  Muller,  bl.  404.  Over  de  godsdienst  der  Dajaksche  stammen  in  Broenei  
 is  het  een  en  ander  medegedeeld  door  Low,  p.  247—276. 
 rigten  der  Amerikaansche  zendelingen  te  zullen  zien  aangevuld.  
 Mogelijk  is  het  inderdaad  dat  hier  of  daar  aanteekeningen  over  de  
 godsdienst  der  Dajaks  van  hunne  hand  afkomstig  gevonden worden,  
 die  aan  mijne  aandacht  ontsnapt  zijn  ;  doch  het  eenige  bewijs  van  
 hunne  belangstelling  in  dit  onderwerp  dat  mij  is  voorgekomen,  
 bestaat  in  klagten  over  de  ongezindheid  der  Dajaks  om  over  hunne  
 godsdienst  te  sp rek en ,  welke  door  te  strenge  en  onvoorzigtige  ver-  
 oordeeling  van  hun  bijgeloof  van  den  kant  der  zendelingen  zelven  
 schijnt  gevoed  te  zijn  1).  Ik  zal  mij  dus  vergenoegen  met  ook  
 hier  een  overzigt  te  geven  van  helgeen  door  onze  reizigers  en  be-  
 ambten  is  opgemerkt. 
 De  Dajaks  der  Westkust  hebben  noch  tempels,  noch  p rie s te rs ,  
 noch  godsdienstige  feesten,  noch  eenige  plegtigheid  waaraan  men  
 den  naam  van  openbare  eerdienst zou  kunnen  geven,  en  het  is 
 dus  geenszins  te  verwonderen  dat oppervlakkige  beschouwers  hun 
 soms  alle  godsdienst  ontzegd  hebben  2).  Hoe  onjuist  dit  oordeel  
 is,  möge  ons  het  volgend  verhaal  leeren,  dat  in  de  nagelaten  papieren  
 van  den  heer  George  Müller  gevonden  is.  Vooraf  merk  ik  op  
 dat  de  naam  Djewata  of  Djebata,  die  daarin  aan  de  menigvuldige  
 godheden  der  Dajaks  als  een  generieke  naam  gegeven  wordt,  klaarblijkelijk  
 het  Sanskrielsche  Dewata  is ,  in  de  mythologie  der  Hin-  
 does  de  naam  der  goede  geesten,  die  den  hemel  van  Indra  bewonen.  
 Men  zou  geneigd  zijn  hierin  een  der  sporen  te  erkennen  van  den  
 invloed  der  Hindoes  op  Borneo,  waarvan  reeds  vroeger  gesproken  
 is  3);  intusschen  mag  men  niet  voorbijzien  dat  het  woord  Dewata  
 ook  door  de  Maleijers  is  aangenomen  en  door  hunne  tusschenkomst  
 tot  de  Dajaks  kan  gekomen  zijn.  En  hiervoor  kan  pleiten  wat  de  
 heer  Low  verhaalt,  dat  de Dajaks,  door  vreemdelingen  naar den  naam  
 liunner  godheid  gevraagd  wordende,  wel  is  waar  altijd  »Djewata”  
 tot  antwoord  geven,  maar  bij  naauwkeuriger  navraag  die  godheid  
 » Djewata-laut”  noemen,  waardoor z ij,  zoo  het  sch ijn t,  te  kennen  
 geven  dat  zij  dien  naam  van de  bewoners  van  het  zeestrand 
 J)  Zoo  lees  ik  Journ.  of  the  Ind.  Archip.,  I II,  Mise,  not.,  p.  x x v :  
 //The  Dayak  has ever  been  chary  of  revelations touching  his  religion,  and,  
 since  the  exposure  of what  he  did  make  known  as  vain  and  guiltful,  has  
 sensitively  avoided  explanation.” 
 s)  Ida  Pfeifers  Zweite  Weltreise,  I ,  S.  118,  119;  vgl.  van  Lijnden  
 N.  T .,  bl.  599. 
 *)  D.  I ,  bl.  172;  vgl.  van  Lynden  N.  T .,  bl.  600.