
 
        
         
		vlei  mij  later  te  zullen  worden  in  staat  gesteld  om  die  gebeurtenissen  in  een  
 vervolg  op  dit  werk  te  behandelen.  Zij  hadden  in  ieder  geval  in  dit  deel  
 gerne  plaats  kunnen  vinden  zonder  dat  het  den  omvang  van  het  eerste  op  al  
 te  buitensporige  wijze  overtrof. 
 De  voortzetting  mijner  nasporingen  en  de  vele  nieuwe  hulpmiddelen  die  mij  
 daarbij  hebben  ter  dienst  gestaan,  hebben,  gelijk  ik  verwachtte,  menigen  misslag  
 en  menig  verzuim  in  mijn  eerste  deel  aan  het  licht  gebragt.  Vooral  heeft  
 de  gelegenheid  tot  inzage  eener  uitvoerige  kaart  in  HS.  van  het  gebied  tus-  
 schen  de  Kapoeas  en  Serawak  mij  doen  zien,  dat  ik  in  de  geographische  be-  
 schrijving  van  Sambas  in  belangrijke  fouten  vervallen  ben ,  terwijl  de  uitgave  
 der  belangrijke  en  zorgvuldig  bewerkte  eerste proeve  eener  Kronijk  van  Mam-  
 pawa  en  Pontianak  door  den  heer  w ille r  ,  in  het  Der de  Deel  -van  het  T ijd-  
 schrift  door  het  Bataviaasch  Genootschap  in  het  licht  gegeven,  mij  met  me-  
 nige  onnaauwkeurigheid  in  mijn  verhaal  der  stichting  van  Pontianak  heeft  behend  
 gemaakt.  Andere  teregtwijzingen,  die  ik  op  hoogen prijs  stel,  dank  ik  
 aan  de  vriendelijke  mededeelingen  van  den  heer  j.  hageman  jc zm .  te  Soera-  
 baja,  en  aan  mijn  geachten  vriend  den  luitenant-kolonel  n.  M.  lange;  zeer  
 enkele  ook  aan  de  onderscheidene,  naar  mijne  overtuiging  doorgaans  veel  te  
 günstige  beoordeelingen  van  mijn  werk  in  verschillende  Tijdschriften.  Niets  zou  
 tvepschelijker  zijn  dan  dat  de  gelegenheid  tot  eene  tweede  uitgave  mij  in  Staat  
 stelde  de  begane  misslagen  in  het  ligchaam  van  het  werk  zelf  te  verbeteren ;  
 doch  met  die  gelegenheid,  in  ons  kleine  vaderland,  en  voor  een  werk  van  dezen  
 aard  althans,  zoo  zeldzaam,  zou  het  eene  ongerijmdheid  zijn  mij  te  vleijen.  
 Het  is  daarom  mijn  voornemen  aan  den  redacteur  van  het  Tijdschrift  voor  
 Nederlandsch  IndiS,  wanneer  ik  ook  met  het  oordeel  van  deskundigen  over  
 dit  tweede  deel  zal  zijn  bekend  geworden,  een plaatsje  voor  « verbeteringen  en  
 byvoegsels”  te  verzöeken,  die  dan  de  uitgever  voorzeker  geene  zwarigheid  zal  
 maken,  ten  behoeve  der  bezitters  van  dit  werk,  ook  afzonderlijk  verkrijgbaar  
 te  stellen. 
 De  lijst  en  verklaring  der  verkortingen,  waarmede  boeken  en  handschriften  
 in  de  noten  zijn  aangehaald,  achter  de  inhoudsopgave  van  het  eerste  deel  ge-  
 plaatst,  is  door  sommigen  zeer  ten  onregte  als  een  overzigt  der  bestaande  lite-  
 ratuur  over  Borneo  beschouwd  geworden.  Ware  het  mijn  voornemen  geweest 
 een  zoodanig  te  leveren,  dan  zou  ik  er  menig  stuk  hebben  bijgevoegd,  't welkin  
 //de  Globe,”  «the  Chinese  Repository,”  «das  Ausland!'  en  elders  is  ge-  
 drukt,  maar  om  deze  of  gene  reden  niets  bruikbaars  voor  mijn  werk  scheen  
 op  te  leveren,  alsmede  de  titels  van  sommige  boeken,  zooals  b e e c k h a n ’s   « Visit  
 to  Borneo,"  b e t h u n e ’s   «Notes  on  Borneo”  enz.,  waarvan  ik  in  het  geheel  
 geene  inzage  heb  kunnen  bekamen.  Ik   heb  het  daarom  ook  niet  noodig  geacht  
 de  lijst  aan  te  vullen  met  de  verschillende  belangrijke  opstellen  Borneo  betreffende  
 ,  die  sedert  de  uitgave  van  mijn  eerste  deel  in  het  Tijdschrift  van  het  
 Bataviaasch  Genootschap,  in  dat  van  het  Delft sehe  Instituut,  in  het  Tijdschrift  
 voor  Ned.  Indie,  het  Natuurkundig  Tijdschrift  voor  Ned.  Indie  en  
 elders  zijn  in  het  licht  versehenen.  Waar  die  opstellen  in  dit  tweede  deel  
 zijn  aangehaald  is  dit  steeds  geschied  op  eene  wijze,  die  geene  «verklaring  
 der  verkortingen”  vereischt.  Hetzelfde  geldt  ook  van  de aanhaling  van  nog  een  
 aantal  geschreven  stukken,  alleen  in  het  tweede  deel  gebruikt,  die  ik  aan  
 latere  mededeeling  verschuldigd  ben. 
 De  ondersteuning  en  medewerking  die  ik  van  verschillende  zijden  bij  de  
 zamenstelling  van  dit  werk  ondervonden  heb,  behoort  tot  de  aangenaamste  erva-  
 ringen  van  mijn  leven.  Reeds  in  de  voorrede  van  het  eerste  deel  mögt  ik  de  
 namen  van  onderscheidene  verdienstelijke  mannen  met  dankbaarheid  vermelden.  
 De  heeren h a g e m a n ,   n e t s c h e r ,   l a n g e ,   p e n n i n g   n i e u w l a n d ,   t a n   d e   v e l d e ,   
 C a n t e r   VISSCHEE,  w i l l e e   en  G.  d e   CLERCQ  zullen,  zoo  ik  mij  vlei,  gaarne  
 den  dank  aannemen,  dien  ik  ook  hun  thans  openly k  voor  hunne  mededeeling  
 van gedrukte  of  geschreven  stukken,  hunne  mondelinge  en  schriftelijke  wenken  en  
 teregtwijzingen,  of  hunne  vriendelijke  beantwoording van gedane  vragen  toebreng. 
 Omtrent  de platen  van  dit  tweede  deel  heb  ik  niets  te  voegen  by  hetgeen  
 in  het  werk  zelf  daaromtrent  gezegd  is ;  maar  ik  mag  niet  nalaten  nog  op  te  
 merken  dat  van  de portretten  van  Chinesche  hoof den  op  het  titel-vignet,  dat  
 met  het  gedekte  hoofd  den  Kapitein  d e m a n g   van  Mandor,  dat  met  het  ont-  
 bloote  hoofd  t a n - p o - k o   van  Montrado  voorstelt. 
 Eene  kaart  zullen,  vrees  ik ,  enkele  lezers  ook  bij  dit  tweede  deel  ongaarne  
 missen.  Ik  zal  hier  niet  treden  in  eene  ontwikkeling  der  redenen  die  mij  nood-  
 zaken  die,  immers  vooralsnog,  terug  te  houden ;  maar  alleen  opmerken  dat  de  
 voor  geringen  prijs  verkrijgbare  atlas  van  den  heer  p i j n a p p e l   ,  die  eene  zeer