
 
        
         
		1823.  »voorheen  dit  schoone  land  het  onderst  boven  wierpen;  hebben  
 »niets  nieer  te  bevelen,  en  alles  gaat  er  te  beter  door.  De  inwoners  
 »vervoegen  zieh  met  hunne  geschillen  tot  den  assistent-resident  en  
 »willen  geene  andere  autoriteit  erkennen.  De  kapitein-Chinees  Sing-  
 »sang,  die  thans  een  gedeelte  van  het  jaa r  zijn  verblijf  te  Larah  
 »houdt,  helpt  hem  voortreffelijk.  Waar  die  man  zieh  bevindt,  ves-  
 »tig t  zieh  het  vertrouwen.  In  den  laatsten  oorlog  was  de  passar  van  
 »Larah  Tai-kong  x)  geheel  verlaten:  Sing-sang  zette  er  zieh  neder  en  
 »binnen  1 4   dagen  waren  al  de  inwoners  terug  2).”  Ten  opzigte  der  
 hoofdgelden  en  der  belasting  op  de  mijnen  meende  de  resident,  wien  
 de  Gommissaris  de  bepaling  der  lasten  van  Larah  had  overgelalen,  
 eenige  inschikkelijkheid  te  mögen  betoonen,  wegens  de  groote  ver-  
 liezen  welke  vooral  die  van  Larah  Sin-ta-kioe  en  van  Tai-fo  gele-  
 den  hadden.  Sing-sang  nam  de  inning  van  het  hoofdgeld  op  zieh  
 en  bood  daarvoor  in  eens  eene  som  van  f  800  a a n ,  die  de  resident  
 meende  te  moeten  aannemen.  Eindelijk  werd  op  verschillende  ver-  
 zoekschriften,  door  den  assistent-resident  ondersteund,  verlof  gege-  
 ven  tot  het  aanleggen  van  negen  goudgraverijen  van  de  soort  die  
 onder  den  naam  van sang-sa  of  kleine  mijnen  bekend  zijn.  Van 
 deze  werd  aan  eene door  20   personen  bewerkt,  eene  jaarlijksche 
 belasting  van  een  tail  goud,  aan  eene  andere,  tot  welker  bewerking  
 zieh  41  personen  hadden  vereenigd,  de  levering  van  twee  tails  op-  
 gelegd  3). 
 Niet zoo volkomen  bevredigend  was  de  toestand  der Gouvernementslanden  
 van  Sinkawang.  Bij  het  einde  van  den  krijg  was  daar  een 
 post  van  ru im   6 0   man  gebleven 4) ,  onder  de  bevelen  van  kapitein 
 T r i p ,  die  er  de  orde met  verstand  en  zachtheid  wist  te  handhaven. 
 Deze  werd  echter,  ten gevolge  van  het  overlijden  van  den  militairen 
 kommandant  te  Sambas,  kapitein  van  Meerstraten,  weldra  van  dien  
 post  afgeroepen,  waardoor  he t  bevel  kwam  aan  den  luitenant  Herman. 
   De  onverstandige  en  willekeurigeyhandelingen  van  dezen  of-  
 ficier  bragten  weldra  alles  in  gisting.  De  passar  van  Sinkawang  
 ging  tot  dadelijk  verzet  over,  en  de  kapitein-Chinees  te  dier  plaatse  
 waarschuwde  den  resident  d a t ,  zoo  de  heer  Herman  niet  van  zijn  
 post  werd  geroepen,  hij  onfeilbaar  zou  vermoord  worden.  Deze, 
 Zie  boven,  bl.  167. 
 s)  Van  Grave  HS.  I ,   bl.  24. 
 3)  Van  Grave  HS.  I ,   bl.  11,  van  Lijnden  T.  N.  1.1  bl.  180. 
 *)  Zie  boven  bl.  207,  210. 
 volkomen  de  noodzakelijkheid  beseffende  dat  het  Gouvernement  zieh  1823.  
 de  genegenheid  der  bevolking  van  Sinkawang  verwierf,  wier  dis-  
 trik t  aan  het  nog  altijd  onrustige  Montrado  grensde  en  er  vroeger  
 een  gedeelte  van  bad  uitgemaakt,  verwierf  van  kapitein  Trip  dat  de  
 heer  Herman  door  den  luitenant  Westink  werd  vervangen.  De  
 in  zijne  eigenliefde  gekwetste  officier  begaf  zieh  naar  Pontianak  
 om  den  resident  bij  den  civielen  Gezaghebber  aan  te  klagen.  De  
 heer  van  Grave  maakt  te  dezer  gelegenheid  eene  opmerking,  welker  
 juistheid  in  de  geschiedenis  van  Nederlandsch  Indie  honderden  
 malen  gebleken  is.  »Het  zou  nuttig  z ijn ,”  zegt  h ij,  »het  civiel  be-  
 stuur  niet  al  te  ligt  toe  te  vertrouwen  aan  den  eersten  den  besten  
 » lu iten an t,  die  het  regt  heeft  om  gedetacheerd  te  worden.  Al  die  
 »heeren  verstaan  uilmuntend  een  peloton  aan  te  voeren;  maar  wei-  
 »nigen  zijn  geschikt  om  belast  te  worden  met  het  bestuur  over  
 »stille  ingezetenen,  die  niets  voor  zieh  vragen  dan  rü s te n   zekerheid  
 » en  ongaarne  het  slagtoffer  zijn  van  de  nukken  van  een  komman-  
 »dant  1).”  In  verband  met  deze  zienswijze  en  den  wensch  om  de  
 belangen  van  Sambas  op  de  regte  wijze  te  verzekeren,  drong  de  
 heer  van  Grave  herhaaldelijk  aan  op  de  toezending  van  eenige  be-  
 kwame  ambtenaren,  om  in  de  kennis  der  ingewikkelde  zaken  van  
 die  residentie  te  worden  opgeleid.  Hij  beschouwde,  om  eene  uit-  
 drukking  van  hemzelven  te  gebruiken,  Sambas  als  een  kind  van  
 tien  maanden,  d a t,  behoorlijk  geleid,  zieh  in  het  volgend  jaar  zou  
 kunnen  oprigten  en  in  het  daaraan  volgend  loopen  2). 
 Maar  veel  erger  was  het  met  de  ru st  onder  de  Chinezen  buiten  
 de  Gouvernements-landen  gesteld.  Die  van  Sin-ta-kioe  voldeden  wel  
 is  waar  de  hoofdgelden  en  de  belasting  op  de  mijnen  ,  alleen  ver-  
 zoekende  dat  de  co n trib u te   voor  de  mijnen  van  Sepang,  door  den  
 Gommissaris  op  30   tails  bepaald,  uithoofde  der  geringe  opbrengst  
 tot  1 0   tails  mögt  verminderd  worden;  doch  de  vier  vereenigde  
 kongsies  van  Fo-sjon  of  Montrado  begonnen  zieh  weldra  na  het  
 vertrek  der  troepen  op  nieuw  weerspannig  te  betoonen.  Toen  de  
 resident,  in  ’t  begin  van  December  1 8 2 3 ,  aan  de  kongsies  deed  we-  
 ten  dat  de  verkoop  en  toewijzing  der  pachten  den  2 0 8ten  dier  maand  
 te  Sambas  zou  plaats  hebben,  lieten  de  hoofden  van  Montrado  ant-  
 woorden  dat  zij  de  hoofdgelden  over  het  loopende  jaar  nog  niet 
 *)  Van  Grave  HS.  I ,  bl.  25,  26.  
 ’)  Van  Grave  HS.  I ,   bl.  23,  26.