
 
        
         
		1828.  kunnen  doen  om  hem  de  teugels  der  regering  over  te  geven;  dat,  
 na  bekomen  goedkeuring  dezer  voordragt,  de  Pangeran  Bandhara  
 afstand  zou  doen  van  het  gezag,  met  behoud  van  den  titel  van  
 Jang  di  Pertoewan  en  van  een  voldoend  inkomen,  te  vinden  op  de  
 schadeloosstelling  die  het  Gouvernement  aan  den  nieuwen  Sultan  
 zou  toekennen;  en  eindelijk  d a t,  zoo  de  Pangeran  Bandhara  gedu-  
 rende  de  minderjarigheid  van  den  Pangeran  Ratoe  mögt  overlijden,  
 de  regering  op  dezelfde  voorwaarden  aan  een  ander  lid  der  vorstelijke  
 familie  zou  worden  toevertrouwd. 
 De  volgende  artikelen  zijn  van  meer  belang  om  den  geest  waarin  
 toenmaals  op  Borneo  gehandeld  werd,  te  karakteriseren.  Het  inkomen  
 des  Su ltan s,  vroeger  op  /   2 4000  gesteld,  werd  bij  art.  3  tot  
 /   1 2 0 0 0   verminderd,  terwijl  aan  de  voogden  van  den  Pangeran  
 Ratoe  slechts  /   2400  voor  het  onderhoud  en  de  opvoeding  van  dien  
 prins  werden  toegelegd,  en  den  nieuwen  Sultan  een  schriftelijk  
 bewijs  werd  afgevraagd,  waarbij  bij  erkende  dat  op  het  rijk  van  
 Sambas  eene  schuld  rustte  van  /   4 8 0 0 0   ten  behoeve  van  het  Gouvernement  
 ,  en  dat  hij  zieh  zou  onderwerpen  aan  alle  maatregelen  
 die  het  tot  inning  dezer  schuld  zou  noodig oordeeleu.  Daarentegen  
 werd  nu  werkelijk,  bij  art.  6,  het  gezag  over  het  landschap  Larah  
 en  de  Dajaks  die  het  bewoonden,  in  vollen  eigendom  aan  den  Sultan  
 teruggegeven.  Het  zelfde  artikel  bepaalde  dat  eene  nieuwe  en  
 billijke  verdeeling  der  bovenlanden,  in  den  vorm  van  apanagien,  
 onder  de  leden  der  vorstelijke  familie,  in  overleg  met  de  eerste  
 civiele  a u to rite it,  zou  plaats  h eb b en ,  en  het  blijkt  u it  het  verslag  
 van  den  resident  over  1829  dat  onder  andere  4 0 0   Dajaksche  huis-  
 gezinnen  van  Larah  aan  den  Pangeran  Tommenggong,  als  prins  
 van  den  bloede,  werden  toegewezen  1). 
 Maar  niet  alleen  werd  dus  de  beschermende  hand  geheel  van  de  
 Dajaks  afgetrokken;  hetzelfde  Gouvernement  dat  zieh  vroeger  zoo  
 zeer  beijverd  had  om  alle  tollen,  als  belemmeringen  voor  den  bin-  
 nenlandschep  handel,  op  te  helfen,  liet  thans,  bij  art.  7 ,  den  Pangeran  
 Bandhara  beloven  dat  hij  de  behulpzame  hand  zou bieden  in  
 h e t  leggen  van  een  toi  op  alle  goederen  naar  het  landschap  Larah  
 vervoerd  wordende  en  in  de  invoering  van  alle  zoodanige  andere  
 belastingen,  als  het  Gouvernement  te  zijnen  behoeve  mögt  willen  
 helfen;  hetzelfde  Gouvernement  dat  er  vroeger  naar  gestreefd  had 
 zijne  jurisdictie  zoo  ver  mogelijk  u it  te  breiden  om  de  bevolking  te  
 krachtdadiger  voor  knevelarij  te  behoeden,  stond nu,  bij  art.  10, het  
 beheer  der  kleine  justitie-  en  politiezaken  weder  aan  den  Sultan  af,  
 opdat  hij  die  door  de  hoofden  der  bevolking  zou  doen  waarnemen  
 met  dien  verstände  echter  dat  zij  geene  zwaardere  straffen  dan  van  
 30  rottingslagen  of  boeten  van  f   SO  zouden  mögen  opleggen.  Een-  
 maal  ’s weeks  zouden  deze  hoofden  voor  de  eerste  civiele  autoriteit  
 en  den  Sultan  verslag  hunner  verrigtingen  komen  indienen,  terwijl  
 tevens  in  deze  zamenkomst,  bij  wijze  van  Landraad,  onder  voor*  
 zitting  der  eerste  civiele  autoriteit,  alle  zaken  zouden  worden  afge-  
 daan  die  boven  de  competentie  der  bedoelde  hoofden  waren.  Deze  
 hoofden  zouden,  volgens  art.  9 ,  naar  de  gevestigde  gebruiken  des  
 rijk s ,  in  overleg  met  de  eerste  civiele  au to rite it,  dadelijk  bij  de  
 aanvaarding  der  regering  door  den  Sultan  benoemd  worden,  met  
 bepaling  boever  de  magt  van  elk  hunner  zieh  zou  uitstrekken. 
 Voor  het  overige  bepaalde  art.  8  dat  van  alle  nieuwe  goudmijnen  
 door  de  Chinezen  te  openen,  eene  belasting  zou  gevorderd  worden  
 berekend  naar  de  hoegrootheid  der  mijn  en  de  lioedanigheid  van  den  
 g ro n d ,  en  voor  de  helft  körnende  ten  bate  van  het  Gouvernement,  
 voor  de  wederhelft  van  dat  lid  der  vorstelijke  familie  van  Sambas,  
 wien  de  landstreek  waarin  de  mijn  was  gelegen,  als  apänagie  toegewezen  
 was.  Eindelijk  bleven,  volgens  art.  1 1 ,  de  bepalingen  der  
 contracten  met  den  vorigen  Sultan  gesloten  allen  van  kra ch t,  voor  
 zoo verre  zij  niet  uitdrukkelijk  door  deze  nieuwe  overeenkomst  waren  
 gewijzigd!).  Dit contract,  den  2 9 aten  November  18 2 8   gesloten,  werd  
 den  8sten  Mei  1829  bij  besluit  der  Indische  regering  bekrachtigd 2). 
 In  het  jaar  1829  stierf  ook  de  Heer van  Koeboe,  Sjerief  Mohammed, 
   die,  onder  goedkeuring  van  het  Gouvernement,  door  zijn  zoon  
 Sjerief  Abdoe’r-rahman  werd  opgevolgd.  De  overleden  vorst  liet  
 Koeboe  in  bloeijenden  toestand  a c h te r;  doch  de  knevelarijen  en  
 afpersingen  van  zijn  opvolger  gaven  weihaast  aanleiding  tot  hetver-  
 loopen  der  bevolking,  die  grootendeels  naar Pontianak verhuisde.  Het  
 duurde  echter  tot 1837  eer  het  Gouvernement  zieh  weder regtstreeks  
 met  de  verwarde  zaken  in  dit  gedeelte'  van  Borneo  bemoeide  3). 
 In  hetzelfde  jaar  18 2 9   valt  een  besluit  der  Indische  regering 
 <)  Off.  Stukk.  HS.,  bl.  375—380. 
 !)  Off  Stukk.  HS.,  bl.  109.  . 
 s)  Aanteekeningen  van  den  heer  van  de  Velde  (HS.). 
 1829.