
 
        
         
		1818.  tegaan,  wanneer  men  vreesde  dat  zij  ontoereikend  zouden  zÿn om  de  
 sommen  den  Sultan  daarvoor  toegezegd  te  dekken ;  terwÿl  hÿ  be-  
 rekende  dat  eene  som  van  2500  ropijen  voor  den  opbouw  van  den  
 dalem  en  de  Maleische  kerk  toereikend  zou  zÿn.  In  den  geleibrief  
 aan  de  hooge  regering  van  11  Nov.  schreef de  resident  dewlgende  
 karakteristieke  woorden  1):  »Mögt  de  s ta p ,  welken  ik  buiten  den  
 » Cominissaris  gedaan  heb  (echter  vergunt  mÿ  mÿne  instructie  in  
 »voorkomende  gevallen  op  eigen  gezag  te  handelen),  eene  willekeu-  
 »rige  handeling  genoemd  worden,  zoo  neem  ik  de  vrijheid  te  ver-  
 » klaren  dat  de  noodzakelÿkheid  en  de  zorg  voor  de  belangen  
 »des  Gouvernements  mij  in  dit  g eval,  zelfs  naar  mÿne  instructie,  
 »de  magt  daartoe  hebben  gegeven,  om  niet  te  zeggen  dat  instruc-  
 » tien  en  wetten,  bÿ  de  organisatie  van  zulk  een  établissement  als  
 »Sambas,  ontoereikend  zÿn.  Waar  de  noodzakelijkheid  haar  vordert,  
 »waar  het  belang  van  den  Staat  en  de  billijkheid  haar  eischen,  
 » schÿnt  mij  willekeur  geoorloofd;  doch  met  leven  en  eer  sta  ik  
 » daarvoor  i n ,  dat  ik  steeds  de  eer  der  n a tie ,  het  voordeel  van  het  
 » Gouvernement  en  de  regtvaardigheid  jegens  den  Sultan  en  zÿne  
 » onderhoorigen  in  al  mijne  handelingen  in  ’toog  gehouden  heb  en  
 »verder  in  ’to o g   houden  zal”  2). 
 De  heer  Müller  zag  zeer  wel  in  dat  de  erkenning  van  het  Ne-  
 derlandsch  gezag  door  de  Chinezen  van  Montrado  voor  den  bloei  
 en  de  zekerheid  van  ons  établissement  te  Sambas  een  eerste  ver-  
 eischte  was,  en  hij  achtte  het  Gouvernement  beleedigd  door  de  
 weigering  der  hoofden  om  op  bevel  van  den  Commissaris  naar  
 Sambas  op  te  komen,  Zÿn  hoofddoel  met  het  overhaast  tot  stand  
 brengen  van  het  contract  schÿnt  geweest  te  z ijn ,  zieh  het  regt  te  
 verwerven  om  zieh  in  de  aangelegenheden  der  Chinezen  te  mengen  
 en  hen  des  noods  met  geweld  tot  reden  te  brengen.  Met  karakteristieke  
 voortvarendheid  ging  h ÿ   reeds  den  llden  November  (dus  
 den  dag  na  het  sluiten  des  verdrags)  naar  Montrado  op  re is ,  ver-  
 gezeld  van  een  ambtenaar,  een  sergeant  en  zes  Ambonesche  soldaten.  
 Zÿne komst  ter  hoofdplaats  werd  door  het  aanhouden  van  een  schip,  
 d a t,  gelijk  hij  zieh  u itd ru k t,  goederen  in  de  Chinesche  landen  
 wilde  binnensmokkelen,  en  waarvan  hÿ  een  goede  som  gelds  hief,  tot  
 den  24 ste“  November  vertraagd.  Dadelijk  gaf hij  aan  de  hoofden  bevel 
 g   ec^ter uit zijn basterd-Hoogduitsch in het Hollandsch vertaald heb. 
 )  Berigt van G.  Müller  aan  de  hooge  regering  van  11  Nov.  1818  met  
 de  daarbij  behoorende  bijlagen  (HS.). 
 om  bekend  te  maken  dat  het  land,  volgens  overeenkomst  met  den  1818.  
 Sultan  van  Sambas,  onder  het  oppergezag  van  het  Ned.  Gouvernement  
 was  overgegaan,  en  voortaan,  gelijk  Java,  naar  Nederlandsche  
 wetten  zou  bestuurd  worden,  en  dat  het  nieuwe  bestuur  den  ge-  
 hoorzamen  onderdaan  ru st  en  geluk  verzekeren,  maar  strenge  straf  
 van  den  we^rspannige  en  overtreder  der  wetten  eischen  zou.  Den  
 28 sten  November  werd  op  last  van  den  resident  eene  vergadering  
 van  hoofden gehouden,  waarop  de  kongsies van  Sin-ta-kioe,  Tai-kong,  
 Hang-moei,  Sin-woek,  Tai-fo  en  Man-fo  vertegenwoordigd  waren. 
 Door  de  verzamelde  hoofden  werd  het  Nederlandsch  gezag  gereede-  
 lijk  erkend  en  stipte  opvolging  der  wetten  beloofd,  terwijl  de  heer  
 Muller  aanbood  de  versmading  der  bevelen  van  den  Commissaris  
 om  naar  Sambas  op  te  komen,  te  vergeven,  waarop  de  Nederlandsche  
 vlag,  onder  de  gebruikehjke  eerbewijzen,  eerst  in  de  vergadering  
 o n tro ld ,  en  vervolgens  ouk  daarbuiten  geheschen  werd.  De  
 heer  Muller  betreurt  in  zijn  berigt  aan  de  hooge  regering  dat  hij  
 geene  civiele  ambtenaren  te  zijner  beschikking  had,  daar  hij  anders  
 alles  op  zoodanigen  voet  zou  gebragt  hebben,  dat  de  inkomsten  
 spoedig  te  trekken  waren;  hij  vleide  zieh  echter  dat  zijne  schik-  
 kingen  zouden  ten  gevolge  hebben,  dat  het  hoofdgeld,  ten  bedrage  
 van  2§  ro p ij,  in  de  maand  December  door  12   of  1 4 ,0 0 0   Chinezen  
 zou  worden  voldaan  *). 
 Het  is  moeijelijk  te  beslissen  of deze  eerste  onderwerping  der Chinezen  
 aan  het  Nederlandsch  gezag  welgemeend  was,  dan  alleen  eene  
 poging  om  zieh  voor  het  oogenblik  van  lästigen  aandrang  te  ont-  
 slaan.  Zoo  al  hun  volgend  gedrag  het  Iaatste  vermoeden  begünstigt,  
 het  is  toch  niet  onmogelijk  dat  zij  zieh  in  den  aanvang  een  
 overdreven  denkbeeid  vormden  van  de  magt  die  het  Gouvernement  
 op  Borneo’s  Westkust  zou  kunnen  ontwikkelen,  en  dat  de  
 moedige  houding  van  den  resident  van  Sambas,  die  zieh  met  een  
 zoo  klein  gevolg  en  zoo  hooge  eischen  in  hun  midden  vertoonde,  
 hun  ontzag  ontboezemde.  Welligt  zou  dus  Mullers  bezöek  te  
 Montrado  den  grond  voor  eene  goede  verhouding  tot  de  Chinezen  
 gelegd  hebben,  indien  n ie t  kort  daarop  gevolgde  gebeurtenissen  de  
 onmagt  van  het  Gouvernement  en  het  gebrek  aan  eensgezindheid 
 )  Brief  van  G.  Muller  van  3  Dec.  1818  (HS.),  Berigt  van  G.  Muller  
 aan  den  Commissaris  Nahuys  van  27  Jan.  1819  (Bijlage  tot Nahuys  HS.  
 IV),  G.  Muller,  Memorie  van  April  1820,  aan  den  Gouv.-Gen.  aangebo-  
 den  (HS,),  bijlage  n°.  26.