
 
        
         
		1844.  Steele  en  Thomson  met  een  uitvoerig  schrijven  tot  hunne  commit-  
 teilten  in  het  vaderland,  waarin  zij  van  den  Staat  der  zending  op  
 Borneo  verslag  gaven  en  een  beroep  deden  op  hunne  medeburgers  
 om  hunne  pogingen  krachtig  te*ondersteunen.  In  den  aanvang van  
 dit  stuk  wezen  zij  op  de  moeijelijkheden  waarin  hen  de  vijandigheid  
 van  den  resident  gewikkeld  h ad ;  zij  drukten  echter  teveus  hunne  
 vreugde  uit  over  de  günstiger  vooruitzigten  die  zieh  thans  voor  de  
 missie  begonnen  te  openen.  »Het  veranderd  gedrag  van  den  resi-  
 » d en t,”  dus  schreven  z ij,  »gevoegd  bij  den  Staat  van  zaken  in  
 »Holland,  zooals  die  is  voorgesteld  in  het  rapport  van  Dr.  F e rris ,  
 »heeft  ons  tot  het  besluit  gebragt  d a t,  welke  ook  de  inzigten  en  
 »gevoelens  van  het  Gouvernement  in  het  moederland  te  onzen  aan-  
 »zien  wezen  mögen,  staatkundige,  zoo  al  geene  andere,  redenen  
 »het  nopen  zullen  om  onze  werkzaamheden  op  dit  veld  in  het  
 » vervolg  te  ondersteunen  en  te  beschermen,  of  althans  ons  niet  
 »  langer  ernstige  hinderpalen  in  den  weg  te  stellen.  Deze  meening  
 » verschilt  zeer  van  d ie ,  welke  wij  weinige  maanden  te  voren  
 » zouden  hebben  moeten  uitdrukken.  Naar  menschelijke  bere-  
 » kening  waren  de  kansen  zoo  ongunstig,  dat  Egyptische  duister-  
 » nis  op  onze  vooruitzigten  scheen  te  rüsten.  Wij  gevoelden  d a t,  
 »  ten  ware  ons  beroep  op  den  Gouverneur-Generaal,  dat  wij  als  
 » onze  laatste  toevlugt  beschouwden,  de  begeerde  uitwerking  h a d ,'  
 »ons  niets  anders  zou  overschieten,  dan  met  bloedend  h a rt  en  ge-  
 » bogen  gelaat  het  stof  van  Nederlandsch  Indië  van  onze  voeten  te  
 »schudden,  en  aan  bet  Gouvernement  de  taak  over  te  laten  om  
 » voor  het  hemelsch  geregtshof  de  gewelddadige  Staatkunde  te  ver-  
 »dedigen,  die  het  evangelie  der  genade  u it  deze  schoone  gewesten  
 »verbant.  Maar  nu  verlrouwen  wij  dat  de  God  dien  wij  dienen  , 
 » de  schaduwen  des  doods  in  dageraad  heeft  verkeerd    Onze  zielen 
 »begonnen  te  hopen,  alvorens  nog  onze  zinnen  een  redelijken  grond  
 » van  vertrouwen  konden  ontwaren.  Doch  spoedig  kwamen  de  uittrek-  
 »sels  uit  het  rapport  van  Dr.  Ferris  onze  günstiger  verwachtingen  
 » bevestigen ;  het  verhaaste  verlof  aan  broeder  Steele  gegeven  om  ons  
 » te h u lp   te  komen,  versterkte  dien  in d ru k ,  en  weldra  overtuigde  
 »ons  de  geheele  omwenteling  in -de  gezindheden  en  het  gedrag  van  
 »den  resident  Boudriot,  dat  er  niet  langer reden was  om  tetwijfelen,  
 » of  Hij  die  de  hoop  is  van  Is ra ë l,  had  onze  zaak  gehandhaafd  III 
 ’)  Foreign  Missions,  p.  7 ,  8. 
 Vervolgens  giian  de  broeders  in  dit  stuk  tot  ccn  verslag  h unne r  1844.  
 Verri»tingen  over.  Zij  geven  daarin  te  kennen  dat  zij  zieh  meer  
 cn  meer  wijdden  aan  de  taak  om  de  omstreken  rond  te  reizen,  ten  
 einde  door  hunne  gesprekken  en  prediking  allengs  een goeden indruk  
 op  de  Dajaks  te  maken.  Het  opriglen  van  scholen  was  hun  tot  
 dusverre  geheel  m is lu k t,  hetgeen  zij  vooral  betreurden  omdat  
 daardoor  de  vrouwelijke  leden  der  missie  van  haar  eigenaardigen  
 werkkring  verstoken  bleven.  De  godsdienstoefeningen  op  Zondag  
 te  Karangan  gehouden,  werden  bijna  nimmer  door  iernand  behalve  
 degenen  die  in  hunne  dienst  stonden,  bijgewoond.  Zij  vertrouw-  
 den  echter  dat  zij  ongemerkt  in  invloed  op  de  gemoederen  der  
 Dajaksche  bevolking  wonnen  en  zieh  welligt  plotseling  eene  groote  
 omkeering  zou  openbaren,  en  wenschlen  zieh  geluk  omdat  ju is t  het  
 onmerkbare  van  hunnen  voortgang  dit  günstig  gevolg  h ad ,  dat  
 hunne  groote  vijanden  —   de  Maleijers  —   hen  ongemoeid  lieten  i). 
 Nadat  zij  vervolgens  een  verslag  hebben  gegeven  van  hunne  
 bijeenkomst  van  den  1 8 den  December  en  de  daar genomen besluiten,  
 gaan  zij  over  tot  eene  wederlegging  der  tegenwerpingen  tegen  de  
 missie  te  Karangan  gemaakt.  De  eerste  dezer  tegenwerpingen  i s ,  
 dat  het  veld  voor  hunne  werkzaamheid  van  den  aanvang  af  onge-  
 lukkig  was  gekozen;  het  antwoord,  dat  Borneo  en  de  Dajaks, niet  
 hunne  eigene  keuze  waren,  dat  zij  zieh  veeleer  hadden  voorgesteld  
 zieh  alom  door  den  Indischen  Archipel  te  verspreiden,  maar  dat  
 hun  ju ist  dit  veld  bepaaldelijk  door  de  Voorzienigheid  was  aange-  
 wezen.  Vervolgens  spreken  zij  over  het  gering getal  en de verspreide  
 woonplaatsen  der  bevolking,  waaromtrent  zij  de  zeer  overdreven  
 voorstellingen  bestrijden;  en  over  de  moeijelijkheid  om  zieh  toegang  
 tot  haar  gemoed  te  b anen,  —   een  bezwaar  dat  zij  door  de  verkre-  
 gen  ondervinding  reeds  grootendeels  overwonnen  achten.  Sornmi-  
 gen  waren  van oordeel  dat  het  onverantwoordelijk  was groote talenten  
 weg  te  werpen voor een  zoo  weinig  belovend  veld,  en  dat  voortaan  
 slechts  personen  van  mindere  bekwaamheid  naar  Borneo  moesten  ge-  
 zondert  worden.  Deze  meening  wordt  ten  ernstigste  door  de  broeders  
 bestreden:  zij  wijzen  er  op  dat  zelfs  de  taal,  in  strijd  met  
 de  heerschende  meening,  belangrijke  zwarigheden  oplevert  2). 
 Daarbij  moesten  de  opofleringen  die  gedaan,.  de  beproevingen  die 
 n  Foreign  Missions,  p.  8—11,  Missionary  Herald,  1844,  p.  308.  
 s)  Foreign  Missions,  p.  13—20, Missionary  Herald,  1844,  p. 309,  310