
 
        
         
		1822.  ging,  waarover  gedurende  het  eerste  verbhjf  van  den  heer  Tobias  
 op  de  Westkust  wel  veel  gesproken,  maar  niets  beslist  was  *).  
 Ofschoon  Sultan  Othman  aan  de  verpligting,  die  hij  bij  de  aan-  
 vaarding  der  regering  had  op  zieh  genomen,  om  de  kinderen  van  
 Sultan  Kasim  te  onderhouden  en  diens  schulden  af  te  betalen  2) ,   
 met  de  meeste  naauwgezetheid  had  voldaan,  heerschte  echter  tus-  
 sehen  hem  en  Sjerief  Aboe-Bekr/op  den  duur  geene  goede  verstan-  
 houding,  e n ,  gelijk  ik  reeds  vroeger  opmerkte  3) ,  hadden  beiden  
 hunne  p a r tij,  daar  de  invloedrijkste Boeginezen  op  de  hand  van Aboe-  
 Bekr,  de  Arabieren  op  de  hand  des  Sultans  waren,  Het  streven  
 van  den  heer  Tobias  was  om  den  invloed  der  Arabische  partij  en  
 daardoor  van  de  priesters  tegen  te  werken.  Daar  nn  Sjerief Hamid,  
 de  eenige  zoon  van  Sulthan  Othman,  zieh  geheel  door  hen  liet  leid 
 en ,  wenschte  hij  althans  de  opvolging  aan  Sjerief  Aboe-Bekr,  of,  
 daar  diens  jaren  het  reeds  niet  waarschijnlijk  maakten  dat  hij  
 den  Sultan  lang  overleven  zou,  aan  den  tweeden  zoon  van  Sultan  
 Kasim,  Sjerief  Abdoer-rahman,  een  schranderen  knaap  van  om-  
 streeks  1 2   ä  1 4   ja r e n ,  te  verzekeren.  Om  echter  den  Sultan  ge-  
 noegen  te  g ev en ,  wijzigde  de  heer  Tobias  in  zooverre  zijn  p la n ,  
 dat  hij  hem  aanbood  zijnen  zoon  tot  Pangeran  Ratoe  of  Erfprins  
 te   verklären,  mits  aan  Sjerief  Aboe-Bekr,  met  den  titel  van  Pangeran  
 A d ipa ti,  de  post  van  rijksbestuurder  werd  opgedragen.  Doch  
 oak  dit  plan  stuitte  af  op  den  weerzin  des  S u lta n s ,  die  zijnen  
 broeder  Sjerief Ahmed,  een  man  die  op  Java  en  elders  zieh  groote  
 schulden  en  een  kwaden  naam  had  verworven,  heimelijk  en  zon-  
 der  voorkennis  van  den  resident  tot  rijksbestuurder  had  benoemd,  
 e n ,  ofschoon  hij  erkende  dat  hij  hierin  verkeerd  had  gehandeld,  
 de  schände  niet  dulden  kon  dat  deze  weder  zou  worden  afgezet.  
 De  Sultan  verzocht  daarom  den  Commissaris  thans  niets  naders  
 omtrent  deze  zaak  te  hepalen  en  ze  aan  de  beslissing  des  hemels  
 over  te  la te n ,  en  laatstgenoemde  berustte  h ie r in ,  de  belangen  van  
 Sultan  Kasims  zonen,  in  de  hoop  dat  Sultan  Othman  nog  lang  
 zou  leven,  aan  zijne  opvolgers  aanbevelende  4).  Deze  hoop  werd  
 niet  beschaamd  gemaakt,  daar  de  S u lta n ,  terwijl  ik  dit  sch rijf,  
 nog  in  leven  is.  Eersl  zeer  onlangs  heeft  h i j ,  in  meer  dan  80ja- 
 J)  Zie boyen,  bl.  102. 
 s)  Zie boven,  bl.  71. 
 s)  Zie boyen',  bl.  71,  77. 
 bl.  2 6 - 2 8 ,   339.  /   /   W  . /   d 
 rigen  ouderdom,  van  de  regering  afstand  gedaan,  en  is  thans  zon-  1822.  
 der  eenig  bezwaar  opgevolgd  door  zijnen  zoon  Sjerief  Hamid,  die  
 den  1 2 den  April  18 5 5   als  Sultan  is  geinstalleerd  *). 
 Het  andere  punt  betrof  de  werking  van  het  nog  altijd  niet  op-  
 geheven  zoutmonopolie.  Bij  al  de  andere  bezwaren  waaronder  
 het  gebukt  g ing,  voegde  zieh  ook  nog  d it,  d a t,  waarschijnlijk  ten  
 gevolge  van  het  gering  verkeer  tusschen  Java  en  Borneo’s  Westkust,  
 de  aanvoer  van  zout  vaak  te  gering  was  voor  de  behoefte.  Her-  
 haaldelijk  klaagde  de  Commissaris  dat  er  te  Pontianak  dikwijls  ge-  
 brek  was  aan  dit  onontbeerlijk  a rtik e l,  wat  niet  slechts  dadelijke  
 winstderving  ten  geyolge  had,  maar  ook  te  weeg  bragt  dat  men  op  
 den  verboden  aanvoer  van  zout  door  de  Chinezen  niet  te  scherp  
 mögt  toezien  2).  In  weerwil  dezer  klagten  duurde  het  nog  tot  11  
 Maart  des  volgenden  jaars  eer  het  zoutmonopolie  opgeheven  en  
 door  eene  meer  rationele  schikking  vervangen  werd. 
 Van  Pontianak  begaf  zieh  de  Commissaris  naar  Mampawa,  om  
 ook  daar  met  den  Panembahan,  Soeria  Nata  Koesoema,  over  eenige  
 bij  het  bestaande  contract  te  voegen  bepalingen  te  onderhandelen.  
 Diensvolgens  werden  den  2 8 sten  December,  als  ampliatie  op  het  
 contract  met  den  heer  Roesler  aangegaan,  zes  nieuwe  artikelen  
 vastgesteld.  Art.  1  verpligt  den  Panembahan,  in  overleg  met  zijne  
 rijksgrooten,  in  tijds  voor  de  keuze  van  een  troonsopvolger  te  zor-  
 gen  en  van  de  genomen  beslissing  kennis  te  geven  aan  den  civielen  
 gezaghebber,  ten  einde  de  goedkeuring  van  den  Gouverneur-Gene-  
 raal  daarop  te  verzoeken.  Tevens  werd  bepaald  dat  de  gedesigneerde  
 opvolger  nie t,  gelijk  elders,  Pangeran  Ratoe,  maar  Pangeran  Daeng  
 zou  gerioemd  worden.  Door  dit  artikel  verzekerde  de  Commissaris  
 aan  het  Gouvernement  den  reeds  vroeger  beoogden  invloed  op  den  
 overgang  des  gezags  3).  Art.  2   maakte  eenige  wijziging  in  de  uit*  
 oefening  der  regtsmagt,  door  te  bepalen  dat  te  Mampawa  eene  regt-  
 bank  zou  worden  opgerigt  ter afdoening  van  alle  civiele  en  criminele  
 zaken  onder  vreemdelingen,  met  name  Maleijers  en  Boeginezen,  
 die  zieh  te  Mampawa  mogten  hebben  nedergezet,  terwijl  de  Chinezen  
 alleen  in  geval  van  zware  misdaden,  waarop  de  doodstraf  
 zou  kunnen  volgen,  door  deze  regtbank  zouden  worden  gevonnisd. 
 Dit  ligehaam  zou  zijn  zamengesteld  uit  den  resident,  den  Panem- 
 ’)  Java-Bode  van  25  April  1855,  Javasche  Courant  van  9  Mei  1855.  
 !)  Off.  Stukk.  HS.,  bl.  2 6 ,  28. 
 5)  Vgl.  boven,  bl.  104.