
 
        
         
		1840.  » tnaken  op  de  regten  van  een  van  beide  de  Gouvernementen,  ver-  
 » bonden  met  herhaalde  en  zoo  duidelijk  mogelijke  verklaringen  dat  
 » ik  geheel  op  en  voor  my  zelven  handelde.  De  andere  is  het  regt  
 » van  vrij  onderzoek  naar  den  toestand  en  de  politiek  der  inland-  
 » sehe  s ta ten ,'  hunne  betrekkingen  tot  de  Europeanen  en  de  hande-  
 » lingen  van  dezen  te  hunnen  aanzien,  —  e n ,  desgelijks,  het  aan-  
 » bieden  van  zulken  r a a d ,  des  gevorderd,  als  klaarblijkelijk  de  
 » strekking had  om  de  inlandsche  staten  te  bevoordeelen  en  den  vrede  
 » te  bewaren  1).”   Doch  na  hetgeen  bij  reeds  geschreven  en  gedaan  
 h a d ,  is  het  niet  te  verwonderen  dat  hij  ook  op  Celebes  door  de  
 Hollandsche  autoriteiten  met  eenige  achterdocht werd gadegeslagen 2) ,  
 te  meer  dewijl  ook  de  Radja  van  Sidenring  den  Gouverneur  van  
 Makasser  schriftelijk  op  zijne  bemoeijing  met  de  politiek  der  in landsche  
 hoven  opmerkzaam  maakte.  Men  heeft  hem  zelfs  be-  
 schuldigd  van  aan  Datoe  Lampoela,  een  der  boofden  die  toenmaals  
 tegen  het  Nederlandsch  gezag  in  verzet  w a re n ,  1 2   kisten  geweren  
 en  2 0   vaatjes  buskruid  geleverd  te  hebben,  doch,  voor  zoover  mij  
 bekend  i s ,  werd  die  beschuldiging  nimmer  bewezen  3). 
 Door  ziekte  te  Singapoera  opgehouden,  kwam  de  heer  Brooke  niet  
 voor  het  laatst  van  Augustus  andermaal  te  Serawak.  Hij  vond  er  
 den  stand  der  zaken  nog  weinig  veranderd.  De  scharen  van  Pange-  
 ran-moeda  Hassim  hadden  echter  eenig  voordeel  behaald,  en  daar-  
 door  zoovele  Dajaksche  stammen  tot  onderwerping  genoopt,  dat  de  
 geheele  magt  der  vijanden  op  nog  slechts  vier-  of  vijfhonderd  man  
 begroot  werd.  Zij  hadden  zieh  echter  in  den  omtrek  van  Siniawan  
 in   vier  of  vijf  bentings  zoodanig  längs  den  rivier-oever  verschanst,  
 dat  de  poging  hopeloos  scheen  om  hen  anders  dan  door  gebrek  tot  
 overgave  te  dwingen.  Hassim  en  Indra  Makota  verzekerden  den  
 heer  Brooke  dat  de  opstandelingen  den  strijd  sedert  lang  zouden  
 hebben  moeten  opgeven,  zoo  zij  niet  door  den  Sultan  van  Sambas  
 heimelijk  met  mond-  en  krijgsbehoeften  ondersteund  waren.  Kort  
 voor  de  komst  van  Brooke  had  de  Sultan  van  Broenei  den  Orang  
 Kaja  di  Gadong  naar  Serawak  gezünden,  om  de  maatregelen tegen de 
 *)  Mundy,  I ,  p. 102,  103. 
 *)  Mundy,  I ,  p. 106. 
 5)  Zie  daarover,  en  in  het  geheel  over  Brooke’s  gedrag  op  Celebes,  de  
 meermalen  aangehaalde  nota  van  den  heer  Dedel  en  het antwoord van Lord  
 Aberdeen,  in  Papers  relative  to Borneo,  p.  50 en  62.  Bij de eerste  is  de 
 brief  van  den  Radja van  Sidenring als hjjlage  gevoegd;  zie aid.  p. 59. 
 rebellen  zooveel  mogelijk  te  bespoedigen  %   Hassim  bevond  z ie h ;  1840.  
 door  de  intrigues  zijner  vijanden,  in  een  moeijelijken  toestand,  en  
 trachtte  zieh  door  de  vriendscbap  van  Brooke  hulp  en  steun  tegen  
 zijne  heimelijke  zoowel  als  openbare  tegenstanders  te  verwerven;  en  
 daar  hij  hem  het  einde  van  den  oorlog  als  zeer  nabij  voorstelde,  
 liet  Brooke  zieh  overhalen  om  vooreerst  te   blijven,  ten  einde  hem  
 later  naar  Broenei  te  vergezellen  en  in  het  aanknoopen  van  betrekkingen  
 met  de  verschillende  hoofden  längs  de  kust  zieh  van  zyne  
 hulp  en  zijn  invloed  te  bedienen.  Brooke  meende  inderdaad  dat  
 het  einde  van  den  krijg  nabij  was,  vooral  toen  u it  Sambas  de reeds  
 vroeger  2)  vermelde  hulp  van  meer  dan  2 0 0   Chinezen  van  Sepang  
 opdaagde,  van  wier  aanvoerder  hij  eene  goede  verwachting  koes-  
 terde.  Hij  besloot  een  toeschouwer  te  zijn  der  verdere  krygsbe-  
 d rijv en ,  deels  uit  nieuwsgierigheid,  deels  in  de  hoop  van  Hassim  
 door  zijne  tegenwoordigheid  en  ra a d ,  zooal  met  door  werkelyke  
 deelneming  in  den  s tr ijd ,  van  dienst  te  zijn ,  onnoodige  bloedstor-  
 ting  te  voorkomen  en  eene  menschelijke  behandeling  der  overwon-  
 nenen  te  verzekeren.  Weldra  overtuigde  zieh  Brooke  dat  eene  
 handvol  Europesche  Soldaten  den  krijg  in  weinige  minuten  zou  
 ten  einde  brengen.  Doch  de  voorbeeldelooze  lafhartigheid  en  be-  
 sluiteloosheid  der  Maleijers,  waarop  al  zijne  raadgevingen  als  op  
 een  ondoordringbaar  schild  afstuitten,  terwijl  de  krijg  zieh  in   ein-  
 delooze  overleggingen,  groote  woorden  en  veel  getier  oplosle,  boe-  
 zemden  hem  eindelijk  een  zoodanigen  tegenzin  m ,  dat  hy  besloot  
 h e t  leger  te  verlaten  en  naar  zijn  schooner  terug  te  keeren.  Has-  
 sim  was  troosteloos;  hij  verzocht,  hij  smeekte  hem  te  blyven,  en  
 bood  hem  eindelijk  den  uitsluitenden  handel  en  zelfs  het  bestuur  
 en  de  inkomsten  van  Siniawan  en  Serawak  aan,  als  de  p ry s  voor  
 zyne  verdere  hulp.  E r  valt  geen  oogenblik  aan  te  twy  e  e n o   i  
 aanbod  was  juist  wat  Brooke  boven  alles  wenschte;  hy  wilde  echter  
 den  schijn  niet  hebben  van  de  positie  van  Hassim  misbruik  te  
 maken,  en,  onzeker  omtrent  d ien sreg t  om  over Serawak naar  goed-  
 dunken  te  beschikken,  begreep  hij  volkomen  dat  een  gezegeld  papier  
 ,  met  zeer  twijfelachtige  opregtheid  geteekend,  geen  waarborg  
 opleverde  tegen  misleiding  en  teleurstelling.  Hij  antwoordde  daarom  
 dat  hij  het  aanbod  niet  kon  aannemen,  zoolang  de  bmnenlandsche 
 *)  Keppel  D.,  I ,  p.  138,  139.  
 5)  Zie  boven,  bl.  552.