
 
        
         
		EERSTE  IIOOFDSTUK. 
 Zcnding  van  den  Coinmijsaris  van  Boekholtz  naar  Bornon’ä  Wcstkust.  __ 
 Expedilic  onder  Level  van  majoor  Muntinghe.  —  Komst  van  den  Commissaris  
 en  van  de  cxpedilie  voor  Pontianak.  —  Mislukte  zcnding  van  den  Engelschen  
 majoor  Farquhar  naar  Pontianak.  —  Goede  ontvangst  der  Nederlandcrs  door  
 Sultan  Kasirn.  —  Aanspralcen  des  Sultans  op  Tajan.  —  Hij  wordt  daarin  door  
 de  Ncderlandsche  krijgsmagt  gehandliaafd.  —  De.cxpedilie  vertrekt  naar  Sain-  
 bas.  —  Vroegere  loopbaan  en karakter  van  den  heer  G;  Müller. —  Hcrstcl 
 van  de  Nederlandscho  vlag  te  Sombas,  Mampawa  cn  Landak.  — Kwijnende 
 toestand  en  wcrkcloosheid  van  den  Commissaris.  —  Verrigtingen  van  den  resident  
 Müller  te  Sambas.  —  Hij  sluit  met  den  Sultan  een  contract  cn  noopt  do 
 Chinesen  van  Montrado  om  zieh  aan  bet  Nedcrlandsch  gezag  te  onderwerpen.  
 Handelingen  van  den  resident  Prediger  te  Mampawa.  —  Hij  knoopt  ook  zijner-  
 zijds  ondorliandelingcn  aan  met de  Chinesen  van  Montrado.  —  De beide  resitenden  
 betwisten  clkandcr  het Chinesche  gebied.  —  Oproerige verschijnselen 
 onder  do  Chinczen. 
 »Het  beste  raiddel  om  zieh  van  magt  over  anderen  te  verzekeren,  
 is  hun  wel  te  doen.”  Deze  spreuk  van  Lodewijk  Yives  schijnt  mij  
 nergens  meer  toepasselijk  dan  in  de  betrekkingen  der  Europeanen  
 tot  de  onbeschaafde  cn  half-beschaafde  volken,  in  wier  midden  zij  
 zieh  tot  bevordering  van  handelsbelangen  gevestigd  hebben,  en  men  
 zou  mij ns  inziens  niet  ver  van  de  waarheid  z ijn ,  indien  het  al  of  
 niet  opvolgen  der daaruit vloeijende regelen  tot  maatstaf genomen werd  
 voor  de wijsheid  der  regenten,  aan  wie  het  gezag  zoo  op  de  eilanden  
 als op  het vasteland  van  Indie achtereenvolgens is toevertrouwd geweest.  
 Het  Nederlandsch  bestuur  in  die  gewesten  heeft  nimmer  dien  waren  
 grondslag  zijner  magt  beter  erkend  dan  ten  tijde  van  de  Commis-  
 sarissen-Generaal,  aan  wie  het  herstel  van  ons  gezag  in  den  Archipel  
 was  opgedrngen,  en  van  den  Gouverneur-Generaal  van  der  Capellen, 
   d ie ,  ¿¿n  uit  hun  midden,  geroepen  was  alleen  voort  te  
 bouwen  op  de  grondslagen,  die  hij  te  zamen  met  zijne  ambtgenoo-  
 ten  gelegd  had.  Onvergankelijke  eer  komt  hun  daarvoor  to e ,  al  is  
 het  ook  dat  de  ongeschiktheid  of de  onwil  velcr  beambten  en  eenige 
 l *